A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektebeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

Neurologische woordenlijst

GRIN2B-syndroom

 

Wat is het GRIN2B syndroom?
Het GRIN2B syndroom is een aandoening waarbij kinderen en/of volwassen last hebben van epilepsie-aanvallen en/of een ontwikkelingsachterstand als gevolg van een verandering in een stukje van het erfelijk materiaal wat GRIN2B wordt genoemd.

Hoe wordt het GRIN2B syndroom ook wel genoemd?
Er bestaat nog geen andere naam voor het GRIN2B-syndroom. Dit syndroom is vernoemd naar de plaats in het erfelijk materiaal waar een fout aanwezig is. Deze plaats wordt GRIN2B-gen genoemd.
In het Engels wordt de term GRIN2B-related disorder gebruikt.

Developemental Epileptic encefalopathy type 27
GRIN2B-syndroom staat ook wel bekend als developemental epileptic encefalopathy type 2. Developmental geeft aan dat kinderen met deze vorm van epilepsie een ontwikkelingsachterstand hebben. Epileptische encefalopathie is de naam voor een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie waardoor de hersenen hun functie niet goed kunnen uitoefenen, waardoor kinderen een vertraagde ontwikkeling krijgen. Er bestaan veel verschillenden fouten in het DNA die een dergelijke ernstige vorm van epilepsie kunnen veroorzaken. Dit is de 27e fout die ontdekt is, daarom wordt het type 27 genoemd. Dit wordt ook wel afgekort met de letters DEE27.

Autosomaal dominante mentale retardatie type 6
Het foutje in het GRIN2B-gen zorgt ook voor een ontwikkelingsachterstand. Een ander woord voor ontwikkelingsachterstand is mentale retardatie. Er bestaan verschillende foutjes die allemaal kunnen zorgen voor het ontstaan van een ontwikkelingsachterstand die allemaal op een bepaalde manier over kunnen erven van generatie op generatie. Het foutje in het GRIN2B gen erft op zogenaamd autosomaal dominante wijze over, dat wil zeggen dat een foutje op een van de twee chromosomen al voldoende is om klachten te veroorzaken. Van de foutjes in het erfelijk materiaal waarvan bekend is dat ze op deze wijze overerven, is dit het 6e foutje wat ontdekt is. Dit wordt ook wel afgekort met de letters MRD6.

GRINopathie
Er bestaan inmiddels vier verschillende ziektebeelden die allemaal worden veroorzaakt door een verandering in het DNA van een GRIN-gen. Naast de verandering in het GRIN2A-gen, hebben andere kinderen een vernadering in het GRIN1-gen, het GRIN2A-gen of het GRIN2D-gen. Deze vier aandoeningen samen worden ook wel GRINopathie genoemd, ziektebeelden die veroorzaakt worden door een verandering in een GRIN-gen.

Hoe vaak komt het GRIN2B-syndroom voor bij kinderen?
Het is niet goed bekend hoe vaak het GRIN2B syndroom bij kinderen voorkomt. Dit syndroom is ook nog maar sinds kort bekend, waarschijnlijk is nog lang niet bij alle kinderen met dit syndroom bekend dat zij dit syndroom hebben. Het is een zeldzaam voorkomende aandoening.

Bij wie komt het GRIN2Bsyndroom voor?
Het GRIN2B syndroom is al vanaf de geboorte aanwezig. Het kan enige tijd duren voordat een kind klachten krijgt als gevolg van het hebben van dit GRIN2B syndroom.
Zowel jongens als meisjes kunnen het GRIN2B syndroom krijgen.

Wat is de oorzaak van het GRIN2B syndroom?
Fout in het erfelijk materiaal
Het GRIN2B syndroom wordt veroorzaakt door een foutje in het erfelijk materiaal van het 12e chromosoom. De plaats van dit foutje wordt GRIN2B-gen genoemd.

Autosomaal dominant
Het foutje in het GRIN2B-gen is een zogenaamd autosomaal dominant foutje. Dit houdt in dat een foutje in een van de twee chromosomen 12 die een kind heeft al voldoende is om symptomen te krijgen. Dit in tegenstelling tot autosomaal recessieve aandoening, hierbij krijgen kinderen pas klachten wanneer beide chromosomen een fout op dezelfde plek bevatten.

Bij het kind zelf ontstaan
Bij de meeste kinderen die bekend zijn met het GRIN2B-syndroom is de fout bij het kind zelf ontstaan na bevruchting van de eicel door de zaadcel. Het kind heeft het foutje dan niet geërfd van een van de ouders. Dit wordt de novo genoemd.

Geërfd van een van de ouders
Er zijn ook kinderen die het foutje geërfd hebben van hun vader of hun moeder die dan zelf ook het GRIN2B-syndroom heeft. Hoe vaak dit voorkomt is niet goed bekend.

Type fout in het DNA
Het type fout in het DNA bepaalt ook hoeveel en welke klachten een kind zal gaan krijgen. Bepaalde fouten zorgen er voor dat er helemaal geen werkzaam eiwit meer wordt gemaakt, deze fouten hebben de grootste gevolgen voor een kind. Bij ander type fouten wordt er een afwijkend maar nog wel werkzaam eiwit gemaakt of is er minder goed werkzaam eiwit dan gebruikelijk. Deze kinderen zullen minder klachten hebben dan kinderen die helemaal geen werkend eiwit meer hebben.
Zogenaamde missense fouten in het TM-domein van het GRIN2B-gen geven de meerst ernstige ziektebeelden.

NMDA-Receptor
Door het foutje in het erfelijk materiaal wordt een bepaald eiwit niet aangemaakt. Dit eiwit heet ook wel NMDAR2B.
Dit eiwit is een belangrijk onderdeel van een zogenaamde receptor in de hersenen. Een receptor is een soort slotje die door middel van de juiste sleutel in werking gezet kan worden waardoor in de hersenen een bepaalde actie wordt uitgevoerd. Door de fout in het erfelijk materiaal werkt de receptor niet goed, waardoor de hersenen anders werken dan gebruikelijk.  Het gaat dit geval om een zogenaamde NMDA-receptor. De NMDA-receptor speelt een belangrijke rol bij het communiceren van verschillende hersencellen met elkaar.  De zogenaamde sleutel die de NMDA receptor kan openen is het boodschapperstofje glutamaat. Door het foutje in het GRIN2B-gen, werkt de NMDA-receptor anders dan gebruikelijk en gaan verschillende hersencellen overactief op elkaar reageren waardoor epilepsie kan ontstaan.

Gain or loss of function
Bepaalde fouten in het DNA zorgen er voor dat er te weinig goed functionerend eiwit is. Dit wordt loss of function genoemd. Andere fouten in het DNA zorgen er voor dat er juist te veel werkend eiwit is. Dit wordt gain of function genoemd. Meestal zorgt een fout in het DNA die zorgt voor een gain of function voor meer problemen dan een fout in het DNA die zorgt voor loss of function.

Aanleg van de hersenen
De NMDA-receptor speelt ook een belangrijke rol tijdens de aanleg van de hersenen. Door een fout in de NMDA-receptor kunnen de hersenen anders aangelegd worden dan gebruikelijk. Ook kunnen de hersencellen minder goed met elkaar communiceren, waardoor de hersenen minder goed hun werk kunnen doen.

Wat zijn de symptomen van het GRIN2B-syndroom?
Grote variatie
Er bestaat een grote variatie in de hoeveelheid en de ernst van de symptomen die verschillende kinderen en volwassenen met het GRIN2B syndroom hebben. Dit hangt ook sterk samen met de plaats van de fout in het erfelijk materiaal en de mate waarin de NMDA-receptor nog normaal kan functioneren. Bepaalde fouten geven meer en ernstigere symptomen dan andere fouten.
Sommige kinderen hebben maar een symptoom (bijvoorbeeld een ontwikkelingsachterstand), andere hebben meerdere symptomen. Het valt van te voren lastig te voorspellen welke kinderen weinig en welke kinderen veel symptomen zullen gaan krijgen.
Ook is dit een heel nieuw syndroom. Waarschijnlijk zijn nog niet alle kenmerken van dit syndroom bekend.

Epilepsie
Een groot deel van de kinderen met het GRIN2B syndroom heeft last van epilepsie. Verschillende typen epilepsie kunnen voorkomen. Sommige kinderen hebben een combinatie van aanvallen en afwijkingen op het EEG die samen syndroom van West of Lennox-Gastaut syndroom worden genoemd.
Een groot deel van de kinderen die momenteel bekend is met het GRIN2B syndroom heeft een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie, waarbij het vaak lastig is om de epilepsie onder controle te krijgen met behulp van een behandeling.
Het zou goed kunnen zijn dat over een tijd, wanneer er meer bekend is over dit syndroom ook kinderen komen met een vorm van epilepsie die beter behandelbaar is.

Ontwikkelingsachterstand
De kinderen die tot nu toe bekend zijn met het GRIN2B syndroom hebben vaak een ontwikkelingsachterstand. De kinderen die tot nu toe bekend zijn met het GRIN2B-syndroom hebben allemaal een ernstige vorm van ontwikkelingsachterstand. Door de lage spierspanning is het voor kinderen met dit syndroom vaak moeilijk om zelfstandig te kunnen zitten of staan.
Het zeggen van woordjes en zinnetjes is voor deze kinderen vaak heel moeilijk.
Kinderen met het GRIN2B-syndroom die geen epilepsie hebben, hebben vaak een minder ernstige vorm van ontwikkelingsachterstand. Het is voor hen bijvoorbeeld wel mogelijk om te leren lopen. Zij kunnen ook in staat zijn om korte zinnetjes te zeggen. De meeste kinderen hebben wel een ernstige beperking in de mogelijkheid om zinnen te maken en te uiten wat zij voelen.

Verlaagde spierspanning
Kinderen met dit syndroom hebben vaak een verlaagde spierspanning. Kinderen voelen soepel aan in hun spieren, hun gewrichten kunnen gemakkelijk overstrekt worden. De lage spierspanning zorgt er ook voor dat de voor kinderen met dit syndroom moeilijker is om hun hoofd lang overeind te houden en wat nodig is om te kunnen gaan zitten, staan en lopen.  

Dystonie
Bij een deel van de kinderen komt dystonie voor. Dystonie is een onbedoeld afwijkende stand van een lichaamsdeel. Een deel van de kinderen met dit syndroom heeft de neiging om zich te gaan overstekken. Ze gooien hun hoofd naar achteren en hun rug trekt krom. Dit kan seconden tot minuten aanhouden.

Chorea
Een ander deel van de kinderen heeft een voortdurende bewegingsonrust in het lichaam. De handen, de armen, het hoofd en de nek maken voortdurend springerige schokkerige bewegingen. Deze bewegingen worden ook wel chorea genoemd.

Stereotypieën
Kinderen met het GRIN2B-syndroom hebben vaker last van stereotypieën. Dit is bepaald gedrag wat telkens herhaald wordt zoals fladderen met de armen, bonken met het hoofd, heen en weer bewegen van het lichaam of het uiten van bepaalde klanken.
Sommige kinderen hebben de neiging om aan haren of nagels te trekken wat pijnlijk kan zijn.

Verhoogde spierspanning
Op latere leeftijd, meestal in de eerste jaren na het ontstaan van de eerste klachten, kan de spierspanning in de spieren geleidelijk aan steeds hoger worden. Dit wordt vaak gezien in de benen. De hoge spierspanning maakt het bewegen van de benen lastiger. Een te hoge spierspanning wordt ook wel spasticiteit genoemd.

Weinig oogcontact
Kinderen met dit syndroom doen vaak weinig met hun ogen. Ze kijken andere mensen niet aan en volgen vaak niet goed met hun ogen. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een cerebrale visusstoornis. Het probleem zit niet in de ogen zelf, maar in de hersenen. De hersenen zijn niet goed in staat om de signalen die de ogen doorgeven aan de hersenen te verwerken. Hierdoor kunnen kinderen niet goed zien.

Autistiforme kenmerken
Een deel van de kinderen met het GRIN2B-syndroom heeft autistiforme kenmerken. Kinderen hebben vaak niet zo’n behoefte aan contact met andere mensen en leven in een eigen wereldje. Kinderen kunnen het moeilijk vinden om oogcontact te maken. Vaak houden kinderen van een vast voorspelbaar ritme en vinden ze het heel lastig wanneer hier vanaf geweken wordt.



Karakter
Kinderen met het GRIN2B syndroom worden omschreven als vriendelijke kinderen die vaak heel sociaal zijn en niet altijd onderscheid maken tussen bekende mensen en vreemde mensen.

Gedragsproblemen
Gedragsproblemen komen vaker voor bij kinderen met het GRIN2B-syndroom. Kinderen hebben vaak moeite om hun aandacht langere tijd bij een spel of activiteit te houden. Ze zijn snel afgeleid. Ook kunnen kinderen vaak moeilijk om gaan met te veel prikkels (geluid, licht, activiteiten), kinderen raken gemakkelijk overprikkeld. De meeste kinderen weten zelf niet hoe ze met deze overprikkeldheid om moeten gaan en worden dan bijvoorbeeld boos, gaan gillen of juist hard huilen. Vaak hebben ze een volwassene nodig om dit te doorbreken en om weer rust in hun lijfje te voelen.
Er zijn een aantal volwassenen bekend die te maken hebben met hallucinaties. Zij zien, horen, voelen, ruiken of proeven dingen die er in werkelijkheid niet zijn. Dit kan heel beangstigend zijn. Het is niet goed bekend of jonge kinderen hier ook last van kunnen hebben. De meeste jonge kinderen zijn zelf niet in staat om dit aan te geven.

Slaapproblemen
Problemen met slapen komen vaker voor bij kinderen met het GRIN2B syndroom. Vaak zijn er problemen met inslaap vallen, soms worden kinderen in de nacht vaak wakker of zijn zij in de ochtend al vroeg wakker. Epilepsie gedurende de nacht kan ook de oorzaak zijn van slaapproblemen.

Uiterlijke kenmerken
Bij veel syndromen hebben kinderen vaak wat veranderde uiterlijke kenmerken. Hier hebben kinderen zelf geen last van, maar het kan de dokters helpen om te herkennen dat er sprake is van een syndroom en mogelijk ook van welk syndroom. Ook maakt dit vaak dat kinderen met hetzelfde syndroom vaak meer op elkaar lijken dan op hun eigen broertjes en zusjes, terwijl de kinderen toch niet familie van elkaar zijn.
Bij kinderen met het GRIN2B-syndroom komen geen specifieke uiterlijke kenmerken voor. Een deel van de kinderen heeft een kleiner hoofdje dan gebruikelijk is voor de leeftijd. Dit wordt ook wel microcefalie genoemd.

Problemen met eten
Kinderen met dit syndroom hebben vaak problemen met eten en drinken. Vaak gaat dit moeizaam en kost het geven van eten en drinken veel tijd. Om toch te zorgen dat kinderen voldoende voeding en vocht binnen krijgen hebben veel kinderen met dit syndroom sondevoeding nodig.

Reflux
Kinderen met het GRIN2B syndroom hebben heel vaak last van het terugstromen van voeding vanuit de maag naar de slokdarm. Dit wordt reflux genoemd. Omdat de maaginhoud zuur is, komt het zuur zo ook in de slokdarm, soms zelfs ook in de mond. Dit zuur kan zorgen voor pijnklachten, waardoor kinderen moeten huilen en soms ook niet willen eten. Ook kan het maken dat kinderen moeten spugen.
Door het zuur kan de slokdarm geïrriteerd en ontstoken raken. Wanneer dit niet tijdige ontdekt en behandeld wordt, kan dit zorgen voor het spuug met daarin bloedsliertjes.

Kwijlen
Kinderen met het GRIN2B-syndroom hebben gemakkelijk last van kwijlen.  Dit komt door slapheid van de spieren in het gezicht en rondom de mond, waardoor het speeksel gemakkelijk uit de mond loopt.  

Verstopping
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met het GRIN2B syndroom. De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen.

Zindelijkheid
De meeste kinderen met het GRIN2B syndroom worden op latere leeftijd zindelijk dan gebruikelijk.

Vatbaarder voor infecties
Kinderen met het GRIN2B syndroom zijn op jonge leeftijd vatbaarder voor het krijgen van infecties. Regelmatig komen luchtweginfecties of oorontstekingen voor.

Hoe wordt de diagnose GRIN2B syndroom gesteld?
Verhaal en onderzoek
Wanneer kinderen last hebben van een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie dan kan gedacht worden aan het GRIN2B syndroom. Er zijn echter nog heel veel andere foutjes in het erfelijk materiaal die ook deze combinatie van symptomen kunnen veroorzaken zodat het vaak niet eenvoudig is om er achter te komen dat er sprake is van het GRIN2B syndroom.

Genetisch onderzoek
Door middel van bloedonderzoek kan het erfelijke materiaal, het DNA, worden onderzocht. Wanneer gedacht wordt aan het GRIN2B syndroom dan kan rechtstreeks in het DNA gekeken worden naar deze plek om te kijken of er een foutje aanwezig is in het GRIN2B-gen.
Vaak zal er niet direct aan dit syndroom worden gedacht.  Steeds vaker wordt er genetisch onderzoek verricht door middel te kijken naar een zogenaamd epilepsiepannel. Hiermee kunnen in een keer alle genen waarvan bekend zijn dat ze epilepsie kunnen veroorzaken worden getest. Deze test zal in de toekomst steeds vaker worden gebruikt. Op deze manier kan ontdekt worden dat er sprake is van het GRIN2Bsyndroom.

EEG
Kinderen met epilepsie zullen vaak een EEG krijgen om te kijken waar in de hersenen de epilepsie ontstaat.  Kinderen met het GRIN2B syndroom hebben geen specifieke kenmerken op het EEG. Bij kinderen met het GRIN2B syndroom en het epilepsiesyndroom van West wordt zogenaamde hypsaritmie op het EEG gezien.

MRI hersenen
Kinderen met een ernstige vorm van epilepsie en/of een ontwikkelingsachterstand zullen vaak een MRI van de hersenen krijgen om te kijken of er bijzonderheden aan de hersenen te zien zijn. Bij kinderen met het GRIN2B syndroom kunnen wel bijzonderheden te zien zijn, zoals een veranderde aanleg van de hersenschors (een corticale dysplasie). Deze veranderingen zijn niet specifiek voor het GRIN2B syndroom en kunnen ook bij veel andere aandoeningen worden gezien.

Stofwisselingsonderzoek
Door middel van bloed en urine onderzoek zal bij kinderen met een ernstige vorm van epilepsie gekeken worden of er sprake is van een stofwisselingsziekte. Bij kinderen met het GRIN2B syndroom worden bij dit onderzoek geen bijzonderheden gevonden.

Hoe wordt het GRIN2B syndroom behandeld?
Geen genezing
Er bestaat geen behandeling die het GRIN2B syndroom kan genezen. De behandeling is er op gericht om de epilepsie aanvallen zo veel mogelijk te onderdrukken en kinderen zo goed mogelijk te leren omgaan met de symptomen die bij dit syndroom horen.

Kinderarts
In Nederland wordt door de zorg voor kinderen met een zeldzaam syndroom vaak gecoordineerd door de kinderarts in de eigen woonomgeving. Daarnaast kunnen kinderen ook begeleid worden door een speciale kinderarts die zich gespecialiseerd heeft in de zorg voor kinderen met een aangeboren en vaak zeldzame aandoeningen. Deze kinderarts heet kinderarts EAA: kinderarts voor erfelijke en aangeboren aandoeningen. In steeds meer ziekenhuizen in Nederland werken kinderartsen EAA. De kinderarts EAA stemt met de eigen kinderarts in de woonomgeving van het kind af hoe de zorg voor het kind zo optimaal mogelijk kan verlopen.

Aanvalsbehandeling epilepsie
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®), midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet.

Behandeling epilepsie
Er bestaan verschillende medicijnen die gebruikt kunnen worden om te voorkomen dat kinderen nieuwe epilepsie aanvallen krijgen. Het valt vaak van te voren niet te voorspellen welk medicijn het beste effect zal hebben, dit is vaak een kwestie van uitproberen. Er bestaat geen duidelijk voorkeursmedicijn voor de behandeling van epilepsie aanvallen in kader van dit syndroom. Een deel van de kinderen reageert heel goed op de medicijnen clobazam, sulthiam of ethymal. Vaak is een combinatie van medicijnen nodig om de epilepsie onder controle te krijgen. Een deel van de kinderen reageert ook op het gebruik van cannabisolie. Dit is met name het geval bij kinderen met een epilepsievorm passend bij het Lennox-Gastaut type.
Het lukt lang niet altijd om de epilepsie daadwerkelijk onder controle te krijgen. Er kan dan ook gekeken worden naar andere behandelvormen zoals ketogeen dieet, een nervus vagusstimulator, of een behandeling met methylprednisolon.  Of combinaties van deze behandelvormen en medicijnen. Wanneer het niet lukt om de epilepsie aanvallen te voorkomen, dan zal het doel van de behandeling zijn, zo min mogelijk epilepsie aanvallen met zo min mogelijk bijwerkingen van deze medicijnen.

Status epilepticus
Kinderen met het GRIN2B syndroom kunnen last krijgen van langaanhoudende epilepsie aanvallen die moeilijk onder controle te krijgen zijn. Een aantal kinderen is behandeld met het medicijn ketamine waarmee het gelukt is om te zorgen dat deze langaanhoudende epilepsie aanval gestopt is. Ketamine is een medicijn wat veel door anaesthesisten wordt gebruikt tijdens narcose. Het zorgt er voor dat de NMDA-receptor zijn werk niet meer kan doen. Daarom is het een logische behandeling voor epilepsie veroorzaakt door het overactief zijn van de NMDA-receptor. Ketamine is echter geen medicijn wat dagelijks gebruikt kan worden om nieuwe epilepsie aanvallen te voorkomen.

Kinderfysiotherapie
Een kinderfysiotherapeut kan kinderen helpen hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen bewegen ondanks de problemen die zij met bewegen hebben. Ook probeert de fysiotherapeut er voor te zorgen dat kinderen geen vergroeiing van hun gewrichten krijgen omdat ze zelf onvoldoende bewegen.

Kinderlogopedie
De logopedist kan adviezen geven hoe het slikken, eten en drinken zo goed mogelijk kan verlopen. Ook kan ze kinderen helpen om te leren communiceren bijvoorbeeld door middel van gebaren of pictogrammen.

Diëtiste
Een dietiste kan adviezen geven hoeveel voeding kinderen nodig hebben om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen.

Kinderergotherapie
Een ergotherapeut kan adviezen geven hoe het functioneren van een kind met een ontwikkelingsachterstand zo optimaal mogelijk kan verlopen. De ergotherapeut weet wat voor hulpmiddelen er allemaal mogelijk zijn om de verzorging en dagelijkse bezigheden van een kind zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Revalidatiearts
De revalidatiearts coördineert de verschillende behandelingen en vervolgt de ontwikkeling van kinderen met het GRIN2B syndroom. De revalidatiearts geeft ook adviezen voor aangepaste schoenen of het gebruik van bijvoorbeeld spalken.

icd cy

Orthopedagoog
Een orthopedagoog kan ouders tips en adviezen geven hoe om gaan met problemen met bijvoorbeeld boos worden.

Kinder- en jeugdpsychiater
Een kinder- en jeugdpsychiater kan advies geven hoe om te gaan met gedragsproblemen zoals  ADHD of autisme. Soms is het nodig om gedragsregulerende medicatie zoals methylfenidaat voor ADHD of risperidon voor prikkelovergevoeligheid te geven.

School
De meeste kinderen met het GRIN2B- syndroom volgen speciaal onderwijs. In het speciaal onderwijs zijn de klassen kleiner en kan het lesprogramma meer afgestemd worden op de mogelijkheden van het kind. Vaak volgen kinderen MLK (moeilijk lerend) of ZMLK (zeer moeilijk lerend) onderwijs.
Voor een deel van de kinderen is het niet haalbaar om onderwijs te volgen. Zij gaan naar een dagcentrum waar kinderen een dagprogramma volgen.

onderwijs

Behandeling slaapproblemen
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig.

VISIO/Bartimeus
Visio en Bartimeus zijn instellingen die adviezen kunnen geven hoe kinderen met een cerebrale visusstoornis zo goed mogelijk begeleid kunnen worden.

Reflux
Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine en omeprazol, soms esomeprazol.  Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen.

Sondevoeding
Indien er meer problemen zijn met slikken en kinderen onvoldoende zelf kunnen eten dan is het vaak nodig om voeding te geven via een sonde. Deze sonde kan ingebracht worden via de neus en via de keel naar de maag toe lopen. Vaak zal deze sonde voor langere tijd nodig zijn, dan zal er voor gekozen worden om de sonde via een kleine operatie direct via de huid naar de maag te laten lopen. Zo’n sonde wordt een PEG-sonde genoemd. Later kan deze vervangen worden door een mickeybutton, een sonde ook via de maag die afgesloten kan worden door middel van een dopje.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt.

Kwijlen
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium.  Ook kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botúlinetoxine of door middel van een operatie er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen.

Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).

Onderzoek
Er wordt onderzoek gedaan om te kijken of het medicijn memantine een plaats kan hebben in de behandeling van epilepsie van kinderen met het GRIN2B-syndroom. Mematine is een medicijn wat een overactieve NMDA-receptor kan afremmen. Dit heeft dus met name zin voor kinderen die een gain of function hebben van de NMDA-receptor. Bij kinderen met een loss of function wordt gekeken of NMDA-stimulerende medicijnen effect kunnen hebben.
Ook wordt er onderzoek gedaan naar het medicijn radiprodil. Dit medicijn grijpt aan op een onderdeel van de NMDA receptor die NR2B-wordt genoemd.
Ook wordt er onderzoek gedaan of kinderen waarbij de NMDA-receptor minder hard werkt dan gebruikelijk baat kunnen hebben bij het gebruik van het voedingssupplement L-serine. De behandeling met L-serine lijkt een positief effect te hebben op verminderd van epilepsie en gedragsproblemen.

Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaatsje kan krijgen in het dagelijks leven. Het kost vaak tijd voor ouders om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er anders uit zien dan mogelijk verwacht is. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met het GRIN2B- syndroom.

Wat betekent het hebben van het GRIN2B syndroom voor de toekomst?
Weinig over bekend
Omdat het GRIN2B-syndroom nog maar heel kort bekend is, is niet bekend hoe het beloop van deze aandoening is.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belanrgijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

AVG-arts
Een AVG-arts is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de zorg voor mensen (voornamelijk pubers en volwassenen) met een verstandelijke beperking. De AVG-arts richt zich op het voorkomen, behandelen en beperken van lichamelijke en psychische problemen en is daarmee een dokter met hele brede kennis. Voor volwassenen met een verstandelijke beperking is een AVG-arts vaak de coördinerende dokter voor de zorg die volwassenen met een verstandelijke beperking nodig hebben. De AVG-arts beschikt over een netwerk van andere artsen en behandelaars waarmee samengewerkt kan worden wanneer dit nodig is. Er zijn steeds meer poliklinieken in Nederland waar AVG-artsen werken en waar pubers en volwassenen met een verstandelijke beperking terecht kunnen met hun hulpvragen. Daarnaast werken AVG-artsen ook in instellingen en in gespecialiseerde kinderdagcentra. Op de website van de AVG-artsen is te zien waar pubers en volwassenen terecht kunnen voor een afspraak met een AVG-arts.

Levensverwachting
Er zijn ook geen gegevens bekend over de levensverwachting van kinderen en volwassenen met dit syndroom.

Stemmingsproblemen
Er zijn volwassen patiënten bekend met manisch-depressiviteit of met schizofrenie die ook een verandering hebben in het GRIN2B gen zonder dat er bij hen sprake was van een ontwikkelingsachterstand. Mogelijk zijn volwassenen met dit syndroom gevoeliger om last te krijgen van stemmingsproblemen, maar hier is nog maar weinig over bekend.

Kinderen
Wanneer een volwassene met dit syndroom later zelf kinderen krijgt, dan hebben deze kinderen zelf 50% kans om ook het GRIN2B syndroom te krijgen. Of er sprake is van een verminderde vruchtbaarheid is niet bekend. Hoeveel last deze kinderen van dit syndroom zullen krijgen valt van te voren niet te voorspellen. Kinderen kunnen minder, meer of in dezelfde mate klachten hebben als de ouder.
Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, moet wellicht nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om zelf ook het GRIN2B-syndroom te krijgen?
Wanneer een van de ouders zelf het GRIB2B-syndroom heeft, dan hebben broertjes en zusjes 50% kans om zelf ook het GRIN2B syndroom te krijgen.
Meestal zal de fout bij het kind zelf ontstaan zijn en niet overgeërfd zijn van een van de ouders. In dat geval is de kans heel klein dat broertjes en zusjes ook het foutje in het GRIN2B gen zullen krijgen. Dit kan alleen wanneer een van de ouders de fout in de eicellen of zaadcellen heeft zitten. Dit wordt ouderlijke mocaisisme genoemd. De kans hierop is klein, ongeveer 1%.
Wanneer een van de ouders zelf het GRIN2B syndroom heeft dan hebben kinderen 50% kans om zelf ook het GRIN2B syndroom te krijgen.
Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek
Wanneer bekend is welk foutje in een familie heeft gezorgd voor het ontstaan van het GRIN2B-syndroom, dan is het mogelijk om tijdens een zwangerschap prenatale diagnostiek te verrichten in de vorm van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.pns.nl

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links
www.grinsyndroom.nl
(Nederlandstalige website van de patiëntenorganisatie over de verschillende GRIN-syndromen waaronder GRIN2B-syndroom)
www.grin2b.com
(Engelstalige website over het GRIN2B syndroom)
www.bosk.nl
(vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders)
www.hersenstichting.nl
(stichting die bekendheid geeft aan verschillende hersenaandoeningen)

Referenties
1. GRIN2B mutations in West syndrome and intellectual disability with focal epilepsy. Lemke JR, Hendrickx R, Geider K, Laube B, Schwake M, Harvey RJ, James VM, Pepler A, Steiner I, Hörtnagel K, Neidhardt J, Ruf S, Wolff M, Bartholdi D, Caraballo R, Platzer K, Suls A, De Jonghe P, Biskup S, Weckhuysen S. Ann Neurol. 2014;75:147-54.
2. Mutations in GRIN2A and GRIN2B encoding regulatory subunits of NMDA receptors cause variable neurodevelopmental phenotypes. Endele S, Rosenberger G, Geider K, Popp B, Tamer C, Stefanova I, Milh M, Kortüm F, Fritsch A, Pientka FK, Hellenbroich Y, Kalscheuer VM, Kohlhase J, Moog U, Rappold G, Rauch A, Ropers HH, von Spiczak S, Tönnies H, Villeneuve N, Villard L, Zabel B, Zenker M, Laube B, Reis A, Wieczorek D, Van Maldergem L, Kutsche K. Nat Genet. 2010;42:1021-6
3. Behavioral phenotype in five individuals with de novo mutations within the GRIN2B gene. Freunscht I, Popp B, Blank R, Endele S, Moog U, Petri H, Prott EC, Reis A, Rübo J, Zabel B, Zenker M, Hebebrand J, Wieczorek D. Behav Brain Funct. 2013;9:20
4. GRIN2B encephalopathy: novel findings on phenotype, variant clustering, functional consequences and treatment aspects. Platzer K, Yuan H, Schütz H, Winschel A, Chen W, Hu C, Kusumoto H, Heyne HO, Helbig KL, Tang S, Willing MC, Tinkle BT, Adams DJ, Depienne C, Keren B, Mignot C, Frengen E, Strømme P, Biskup S, Döcker D, Strom TM, Mefford HC, Myers CT, Muir AM, LaCroix A, Sadleir L, Scheffer IE, Brilstra E, van Haelst MM, van der Smagt JJ, Bok LA, Møller RS, Jensen UB, Millichap JJ, Berg AT, Goldberg EM, De Bie I, Fox S, Major P, Jones JR, Zackai EH, Abou Jamra R, Rolfs A, Leventer RJ, Lawson JA, Roscioli T, Jansen FE, Ranza E, Korff CM, Lehesjoki AE, Courage C, Linnankivi T, Smith DR, Stanley C, Mintz M, McKnight D, Decker A, Tan WH, Tarnopolsky MA, Brady LI, Wolff M, Dondit L, Pedro HF, Parisotto SE, Jones KL, Patel AD, Franz DN, Vanzo R, Marco E, Ranells JD, Di Donato N, Dobyns WB, Laube B, Traynelis SF, Lemke JR. J Med Genet. 2017 ;54:460-470.
5. GRIN2B gain of function mutations are sensitive to radiprodil, a negative allosteric modulator of GluN2B-containing NMDA receptors. Mullier B, Wolff C, Sands ZA et al. Neuropharmacology . 2017;123:322-331
6. L-Serine dietary supplementation is associated with clinical improvement of loss-of-function GRIN2B-related pediatric encephalopathy. Soto D, Olivella M, Grau C, Armstrong J, Alcon C, Gasull X, Santos-Gómez A, Locubiche S, Gómez de Salazar M, García-Díaz R, Gratacòs-Batlle E, Ramos-Vicente D, Chu-Van E, Colsch B, Fernández-Dueñas V, Ciruela F, Bayés À, Sindreu C, López-Sala A, García-Cazorla À, Altafaj X. Sci Signal. 2019 18;12:eaaw0936
7. Opportunities for Precision Treatment of GRIN2A and GRIN2B Gain-of-Function Variants in Triheteromeric N-Methyl-D-Aspartate Receptors. Han W, Yuan H, Allen JP, Kim S, Shaulsky GH, Perszyk RE, Traynelis SF, Myers SJ. J Pharmacol Exp Ther. 2022;381:54-66
8. Favorable Response to "Memantine" in a Child with GRIN2B Epileptic Encephalopathy. Chidambaram S, Manokaran RK. Neuropediatrics. 2022;53:287-290
9. L-Serine Treatment is Associated with Improvements in Behavior, EEG, and Seizure Frequency in Individuals with GRIN-Related Disorders Due to Null Variants. Krey I, von Spiczak S, Johannesen KM, Hikel C, Kurlemann G, Muhle H, Beysen D, Dietel T, Møller RS, Lemke JR, Syrbe S. Neurotherapeutics. 2022;19:334-341

Laatst bijgewerkt: 18 januari 2023 voorheen: 12 oktober 2022, 18 januari 2021, 21 september 2020, 9 oktober 2019 voorheen: 4 september 2018 en 7 juli 2015

 

Auteur: JH Schieving

 

 

 

 

 

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.