A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektenbeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

PCDH12-syndroom

 

Wat is het PCDH12 syndroom?
Het PCDH12 syndroom is een aandoening waarbij kinderen een ontwikkelingsachterstand hebben, vaak in combinatie met epilepsie en onwillekeurige bewegingen.

Hoe wordt het PCDH12 syndroom ook wel genoemd?
PCDH12-gen is de naam van de plaats in het DNA waar kinderen met deze aandoening een fout hebben zitten. Ook wordt de term PCDH12- gerelateerd syndroom gebruikt. Gerelateerd betekent verband houdend met.

Diencephalic-mesencephalic junction dysplasia syndrome 1
Een andere naam die ook wel gebruikt wordt is de Engelse naam diencephalic-mesencephalic junction dysplasia syndrome 1. Een deel van de kinderen blijkt namelijk een aanlegstoornis (dysplasia) te hebben van de hersenstam. En dan op een specifieke plaats namelijk de overgang (junction) van het diencefalon naar het mesencefalon. Deze lange naam wordt afgekort met de letters DMJDS1. Er is inmiddels ook een andere fout in het DNA ontdekt die een soort gelijk beeld kan geven, vandaar de toevoeging 1 voor deze vorm en de toevoeging 2 voor de andere vorm.

Microcephaly, seizures, spasticity and brain calcifications
Een tweede naam die gebruikt wordt is de eveneens Engelse term microcephaly, seizures, spasticity and brain calcifications. Dit is een beschrijvende term die aangeeft dat kinderen met deze aandoening vaak een kleine hoofdomtrek hebben (microcephaly), last hebben van epilepsieaanvallen (seizures ) en van spasticiteit in de armen en benen. Op de MRI scan wordt bij een deel van de kinderen kalkneerslag gezien (brain calcifications). Dit wordt afgekort tot MISSBC.

Hoe vaak komt het PCDH12-syndroom voor bij kinderen?
Het is niet goed bekend hoe vaak het PCDH12 syndroom bij kinderen voorkomt. De fout die dit syndroom veroorzaakt is, pas sinds 2016 bekend. Waarschijnlijk is nog lang niet bij alle kinderen met dit syndroom bekend dat zij dit syndroom hebben. Geschat wordt momenteel dat deze aandoening bij minder dan één op de 100.000 mensen voorkomt.
Door nieuwe genetische technieken zoals exome sequencing zal deze diagnose waarschijnlijk vaker gesteld gaan worden bij kinderen en volwassenen met dit syndroom.



Bij wie komt het PCDH12-syndroom voor?
Het PCDH12 syndroom is al voor de geboorte aanwezig. De eerste symptomen ontstaan vaak in de eerste levensjaren. Het kan enige tijd duren voordat wordt dat er sprake is van het PCDH12-syndroom.
Het PCDH12- syndroom komt even vaak bij jongens als bij meisjes voor.

Wat is de oorzaak van het PCDH12-syndroom?
Fout in erfelijk materiaal
Het PCDH12-syndroom wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal van het 5- chromosoom. De plaats van deze fout wordt PCDH12-gen genoemd.

Autosomaal recessief
Het PCDH12 syndroom erft op zogenaamd autosomaal recessieve manier over. Dat wil zeggen dat een kind pas klachten  krijgt wanneer beide chromosomen 5 een fout bevatten op plaats van het PCDH12-gen
Wanneer een kind van beide ouders het chromosoom met de fout krijgt, dan krijgt dit kind het PCDH12- syndroom. Dit in tegenstelling tot een autosomaal dominante aandoening, waarbij een fout op één van de twee chromosomen al voldoende is om een ziekte te krijgen.

Ouders drager
Vaak zijn beide ouders drager van deze aandoening. Zij hebben zelf een chromosoom met fout en een chromosoom zonder fout. Doordat ze zelf ook een chromosoom zonder fout hebben, hebben de ouders zelf geen klachten.
Wanneer beide ouders drager zijn, dan hebben zij 25 % kans om een kindje te krijgen met het PCDH12-syndroom

Afwijkend eiwit
Het PCDH12-gen bevat informatie voor de aanmaak van het eiwit protocadherin-12. Dit is een eiwit wat aan de buitenkant van de hersencellen aanwezig is. Dit eiwit zorgt ervoor dat de hersencellen met elkaar verbonden worden. Zonder dit eiwit liggen de hersencellen los van elkaar en kunnen de hersencellen niet goed met elkaar samenwerken. Ook zorgt dit eiwit voor verbinding tussen bepaalde hersencellen en de endotheelcellen van bloedvaten.

Wat zijn de symptomen van het PCDH12-syndroom?
Grote variatie
Er bestaat een grote variatie in de hoeveelheid en de ernst van de symptomen die verschillende kinderen en volwassenen met het PCDH12 syndroom hebben. Het valt van te voren niet goed te voorspellen van welke symptomen een kind last zal krijgen. Geen kind zal alle onderstaande symptomen tegelijkertijd hebben.

Zwangerschap en bevalling
Meestal zijn er geen bijzonderheden tijdens de zwangerschap. Een deel van de baby's groeit minder goed en is daardoor licht van gewicht. Omdat baby’s met deze aandoening vaak een lage spierspanning hebben, kan de bevalling moeizamer verlopen.

Lage spierspanning
Jonge kinderen met het PCDH12-syndroom zijn vaak slap in hun spieren. Ze moeten goed vastgehouden en ondersteund worden wanneer ze opgetild worden. Door de lagere spierspanning is het voor kinderen lastig om hun hoofd op te tillen en overeind te houden. Hierdoor is het voor kinderen veel moeilijker om zich te gaan ontwikkelen.

lage spierspanning

Problemen met drinken
Een groot deel van de baby’s met het PCDH12-syndroom heeft problemen met drinken. Baby's drinken langzaam en laten de borst of speen vaak los. Het kost vaak veel tijd om baby’s met dit syndroom de borst of de fles te geven.

voedingsproblemen

Ontwikkelingsachterstand
De meeste kinderen die tot nu toe bekend zijn met het PCDH12- syndroom hebben een ontwikkelingsachterstand. Soms was al duidelijk dat er sprake was van een vertraagde ontwikkeling voordat de eerste epilepsieaanvallen begonnen, soms ontstaat de ontwikkelingsachterstand pas op moment dat kinderen last krijgen van epilepsieaanvallen en was de ontwikkeling voor die tijd normaal.
Het is voor kinderen met het PCDH12-syndroom moeilijk om te leren staan en lopen, voor de kinderen die tot nu toe bekend zijn met deze aandoening is dit niet haalbaar gebleken, zij hebben een rolstoel nodig om zich voort te verplaatsen. Wellicht dat er in de toekomst kinderen ontdekt worden met een milde vorm van deze aandoening die meer ontwikkelingsmogelijkheden hebben.

Spraaktaalontwikkeling
Het is voor kinderen met het PCDH12-syndroom heel moeilijk om te leren praten. De meeste kinderen zijn in staat om verschillende klanken te maken, maar voor hen is het te moeilijk om woorden te leren uitspreken. Het begrijpen van wat anderen tegen hen zeggen gaat kinderen met het PCDH12-syndroom beter af dan het zelf spreken.

Epilepsie
Vrijwel alle kinderen met het PCDH12-syndroom hebben last van epilepsieaanvallen. Deze epilepsieaanvallen ontstaan vaak op de baby of dreumes leeftijd. Vaak worden de aanvallen uitgelokt door koorts.
Verschillende typen epilepsie-aanvallen kunnen voorkomen, zoals aanvallen met schokken in een arm en/of been (clonische aanvallen), aanvallen waarbij kinderen helemaal slap worden (atone aanvallen of drop attacks genoemd), aanvallen waarbij kinderen helemaal verstijven (tonische aanvallen), korte schokjes op verschillende plaatsen in het lichaam (myoclonieën) of aanvallen waarbij kinderen plotseling staren en niet te reageren op aanspreken of aanraken (atypische absences).
Een groot deel van de kinderen die momenteel bekend is met het PCDH12-syndroom heeft een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie, waarbij het vaak lastig is om de epilepsie onder controle te krijgen met behulp van een behandeling. .
Het zou goed kunnen zijn dat over een tijd, wanneer er meer bekend is over dit syndroom ook kinderen komen met een vorm van epilepsie die beter behandelbaar is.

Koorts
Aanvallen worden vaak uitgelokt door stijgen van de lichaamstemperatuur bijvoorbeeld door koorts, maar ook bijvoorbeeld door een warm bad of warm zwembad.

Spasticiteit
Op jonge leeftijd hebben kinderen vaak een lage spierspanning, maar met het ouder worden neemt de spierspanning toe. De armen en benen voelen steeds stijver aan en kunnen daardoor moeilijk bewogen worden. Een te hoge spierspanning wordt spasticiteit genoemd. De spasticiteit is vaak meer in de benen dan in de armen aan wezig. Door de spasticiteit zijn de benen stijf en gestrekt, ook krijgen de benen de neiging om voor elkaar langs te kruizen. Dit kan problemen geven met het verschonen. Door de spasticiteit kunnen de benen soms spontaan een schokkende beweging maken, dit wordt een spasme genoemd. Spasticiteit aan de armen kan er voor zorgen dat de armen niet meer helemaal gestrekt kunnen worden. De hand kan in een vuisstand komen te staan.

Bewegingsstoornis
Vanaf de peuterleeftijd krijgt een groot deel van de kinderen te maken met bewegingsonrust in hun lijf. Armen, benen, tong, nek of romp gaan in een vreemde stand staan of maken voortdurend onbedoelde bewegingen. Zulke bewegingen worden dystonie, myoclonieën of chorea genoemd. Ook wordt de term dyskinesie gebruikt. Ook kunnen ongecontroleerde bewegingen van de spieren van de mond en de tong ontstaan. Dit wordt orofaciale dyskinesie genoemd. . Het maken van deze bewegingen kost veel energie en is daardoor vermoeiend voor het kind.

Problemen met het evenwicht
Het is voor kinderen met PCDH12-syndroom vaak lastiger om hun evenwicht te bewaren. Hierdoor zijn zelfstandig zitten en zelfstandig staan moeilijk voor kinderen met dit syndroom. Kinderen die kunnen staan, zetten hun voeten verder uit elkaar om zo steviger te kunnen staan.
De handen kunnen een trillende beweging maken wanneer kinderen wat willen pakken. Dit wordt tremor genoemd.

Problemen met slapen
Problemen met slapen komen vaker voor bij kinderen met het PCDH12-syndroom. Vaak zijn er problemen met inslaap vallen, soms worden kinderen in de nacht vaak wakker of zijn zij in de ochtend al vroeg wakker. Epilepsie gedurende de nacht kan ook de oorzaak zijn van slaapproblemen.

Uiterlijke kenmerken
Bij veel syndromen hebben kinderen vaak wat veranderde uiterlijke kenmerken. Hier hebben kinderen zelf geen last van, maar het kan de dokters helpen om te herkennen dat er sprake is van een syndroom en mogelijk ook van welk syndroom. Ook maakt dit vaak dat kinderen met hetzelfde syndroom vaak meer op elkaar lijken dan op hun eigen broertjes en zusjes, terwijl de kinderen toch niet familie van elkaar zijn.
Kinderen met het PCDH12- syndroom hebben meestal een kleine hoofdomtrek. Ter hoogte van de slaap kan het gezicht smaller zijn dan op andere plaatsen. De wenkbrauwen bevatten vaak veel haren. De neusbrug is vaak hoger en brede dan gebruikelijk. De afstand tussen de neus en de bovenlip is vaak wat langer en het typische groefje dat daarin loopt ontbreekt vaak. De bovenlip is vaak dunner dan de onderlip. De kind is vaak breed. De oren staan vaak wat lager op het hoofd dan gebruikelijk en zijn naar achteren toe gekanteld. De nek is vaak kort.

Klein hoofd
Het hoofd van kinderen met het PCDH12-syndroom groeit vaak veel minder hard dan bij leeftijdsgenoten, hierdoor hebben kinderen een klein hoofd. Een te klein hoofd wordt een microcefalie genoemd.

Problemen met zien
Een groot deel van de kinderen met het PCDH12-syndroom is ernstig slechtziend, zij zien wazig. Dit komt meestal niet door een probleem van de ogen zelf, maar door het niet goed functioneren van de hersenen. De hersenen verwerken de prikkels die de ogen doorgeven niet of niet goed, waardoor kinderen slecht kunnen zien. Kinderen zijn daardoor slechtziend of soms zelfs blind, terwijl er met hun ogen niets aan de hand is. Dit wordt daarom een cerebrale visusstoornis genoemd, het probleem zit in de hersenen (cerebrum), het wordt ook wel afgekort als CVI ( naar de Engelse termen cerebral visual impairment, impairment is beperking). Scheelzien komt vaak voor bij kinderen met dit syndroom.

Problemen met eten
Kinderen met dit syndroom hebben vaak problemen met eten en drinken. Vaak gaat dit moeizaam en daardoor kost het geven van eten en drinken veel tijd. Om toch te zorgen dat kinderen voldoende voeding en vocht binnen krijgen hebben veel kinderen met dit syndroom sondevoeding nodig.

Reflux
Kinderen met het PCDH12- syndroom hebben heel vaak last van het terugstromen van voeding vanuit de maag naar de slokdarm. Dit wordt reflux genoemd. Omdat de maaginhoud zuur is, komt het zuur zo ook in de slokdarm, soms zelfs ook in de mond. Dit zuur kan zorgen voor pijnklachten, waardoor kinderen moeten huilen en soms ook niet willen eten. Ook kan het maken dat kinderen moeten spugen.
Door het zuur kan de slokdarm geïrriteerd en ontstoken raken. Wanneer dit niet tijdige ontdekt en behandeld wordt, kan dit zorgen voor het spuug met daarin bloedsliertjes.

Kwijlen
Kinderen met het PCDH12-syndroom hebben gemakkelijk last van kwijlen. Dit komt door slapheid van de spieren in het gezicht en rondom de mond, waardoor het speeksel gemakkelijk uit de mond loopt.

Verstopping van de darmen
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met het PCDH12 syndroom. De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen.

Zindelijkheid
Voor d meeste kinderen met het PCDH12- syndroom is het niet haalbaar om zindelijk te worden.

Vatbaarder voor infecties
Kinderen met het PCDH12 syndroom zijn op jonge leeftijd vatbaarder voor het krijgen van infecties. Regelmatig komen luchtweginfecties of oorontstekingen voor. Ook hebben kinderen vaak koorts zonder dat hiervoor een reden aan te wijzen is.

Scoliose
Een deel van de kinderen met het PCDH12-syndroom krijgt een zijwaartse verkromming van de rug. Dit wordt een scoliose genoemd. Van een milde scoliose zullen kinderen zelf geen last hebben. Toename van de scoliose kan zorgen voor het ontstaan van pijnklachten in de rug en problemen met zitten en staan.


Hoe wordt de diagnose PCDH12- syndroom gesteld?
Verhaal en onderzoek
Aan de hand van het verhaal van een kind met een ontwikkelingsachterstand, epilepsie en een bewegingsstoornis kan de kinderneuroloog denken aan een syndroom als oorzaak van deze problemen. Er bestaan veel verschillende syndromen die allemaal deze problemen kunnen geven. Er zal aanvullend onderzoek nodig zijn om de juiste diagnose te stellen.

Genetisch onderzoek
Door middel van bloedonderzoek kan het erfelijke materiaal, het DNA, worden onderzocht. Wanneer aan de aandoening gedacht wordt (omdat de aandoening in de familie voorkomt) kan gericht gezocht worden naar een fout in het PCDH12-gen.
Tegenwoordig wordt de diagnose vaak gesteld door een nieuwe genetische techniek, exome sequencing genoemd, waarbij in een keer het DNA kan worden onderzocht op het voorkomen van fouten waarvan bekend is dat zij een ontwikkelingsachterstand met epilepsie en een bewegingsstoornis kunnen geven. Zo kan deze diagnose dus gesteld worden, zonder dat er specifiek aan gedahct of naar gezocht is.

EEG
Kinderen met epilepsie zullen vaak een EEG krijgen om te kijken waar in de hersenen de epilepsie ontstaat. Op het EEG is vaak te zien dat er epileptiforme activiteit aanwezig is op verschillende plaatsen in de hersenen tegelijkertijd. Dergelijke EEG beelden zijn niet specifiek voor het PCDH12-syndroom en kunnen ook bij andere epilepsiesyndromen worden gezien.

MRI hersenen
Kinderen met een ernstige vorm van epilepsie en/of een ontwikkelingsachterstand zullen vaak een MRI van de hersenen krijgen om te kijken of er bijzonderheden aan de hersenen te zien zijn. Bij kinderen met het PCDH12-syndroom worden vaak bijzondere afwijkingen op de MRI-scan gezien die een belangrijke clue kunnen geven dat er sprake is van deze aandoening. Het bovenste stukje van de hersenstam heeft een bijzondere vorm die doet denken aan een vlinder. Ook kan de hypothalamus anders van vorm zijn dan gebruikelijk. Vaak is te zien dat de er sprake is van mesiotemporale sclerose in de hippocampus aan twee kanten. Andere afwijkingen die minder specifiek zijn en die ook vaker voorkomen zijn vergrote hersenholtes en een dunnere hersenbalk dan gebruikelijk.

CT-scan
Op een MRI scan is kalkneerslag in de hersenen niet gemakkelijk te zien, maar op een CT-scan des te beter. Wanneer kinderen met dit syndroom een CT-scan krijgen is vaak te zien dat net onder de buitenste laag van de hersenen (subcorticaal) er sprake is van neerslag van een laagje kalk. Ook rondom de hersenholtes en de thalamus diep in de hersenen kan kalkneerslag te zien zijn.

Stofwisselingsonderzoek
Door middel van bloed en urine onderzoek zal bij kinderen met een ernstige vorm van epilepsie gekeken worden of er sprake is van een stofwisselingsziekte. Bij kinderen met het PCDH12-syndroom worden bij dit onderzoek geen bijzonderheden gevonden.

Oogarts
De oogarts kan beoordelen of er sprake is van een cerebrale visusstoornis.

Foto van de botten
Wanneer er sprake is van een verkromming van de wervelkolom zal vaak een foto van de botten gemaakt worden om de mate van verkromming vast te leggen en om te kijken hoe de wervels van de rug zijn aangelegd.

Hoe wordt het PCDH12-syndroom behandeld?
Geen genezing
Er bestaat geen behandeling die het PCDH12-syndroom kan genezen. De behandeling is er op gericht om de epilepsie aanvallen zo veel mogelijk te onderdrukken en kinderen zo goed mogelijk te leren omgaan met de symptomen die bij dit syndroom horen.

Aanvalsbehandeling
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®), midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet.

Behandeling epilepsie
Er bestaan verschillende medicijnen die gebruikt kunnen worden om te voorkomen dat kinderen nieuwe epilepsie aanvallen krijgen. Het valt vaak van te voren niet te voorspellen welk medicijn het beste effect zal hebben, dit is vaak een kwestie van uitproberen. Er bestaat geen voorkeursmedicijn voor de behandeling van epilepsie aanvallen in kader van dit syndroom. Medicijnen die vaak gebruikt worden zijn levetiracetam (Keppra®), topimaraat (Topamax®), valproinezuur (Depakine®), clobazam (Frisium®), oxcarbazepine (Trileptal ®) en lamotrigine (Lamictal ®). Ook kan het medicijn stiripentol (Diacomit®) gebruikt worden net als bij kinderen met het Dravet syndroom. Soms kan met het oudere medicijn bromide goed resultaat bereikt worden. Vaak is een combinatie van medicijnen nodig om de epilepsie onder controle te krijgen. Het lukt lang niet altijd om de epilepsie daadwerkelijk onder controle te krijgen. Er kan dan ook gekeken worden naar andere behandelvormen zoals ketogeen dieet, een nervus vagusstimulator, of een behandeling met prednisolonachtige medicijnen of immuunglobulines. Of combinaties van deze behandelvormen en medicijnen. Wanneer het niet lukt om de epilepsie aanvallen te voorkomen, dan zal het doel van de behandeling zijn, zo min mogelijk epilepsie aanvallen met zo min mogelijk bijwerkingen van deze medicijnen.

Behandeling spasticiteit
Injecties met botulinetoxine in een spastische spier kan de spasticiteit voor een aantal maanden verminderen. Met behulp van spalken en fysiotherapie kan op deze manier het looppatroon verbeterd worden. Vaak moeten deze injecties na een aantal maanden weer herhaald worden.
Ook kan met behulp van medicijnen geprobeerd worden om de spasticiteit van de benen te verminderen. Nadeel van al deze medicijnen is vaak dat ze de spierzwakte verergeren en in het hele lichaam effect hebben, niet alleen in de benen.
Veel gebruikte medicijnen zijn baclofen (Lioresal ®) en trihexyfenidyl (Artane®). Baclofen kan ook in de vorm van een baclofenpomp worden toegediend.
Er bestaat ook een operatie die spasticiteit kan verminderen, selectieve dorsale rhizotomie genoemd, maar deze behandeling is vaak niet geschikt voor kinderen die een combinatie hebben van spasticiteit en dystonie, omdat dystonie juist kan toenemen door deze behandeling.

Medicijnen bij bewegingsstoornissen
Er bestaan ook medicijnen die kunnen maken dat kinderen minder last hebben van bewegingsstoornissen. Per kind zal gekeken moeten worden of de voordelen van het effect van het medicijn opwegen tegen het nadeel van eventuele bijwerkingen als gevolg van het medicijn. Het type bewegingsstoornis bepaalt welk medicijn het meest geschikt is. Voor  dystonie kunnen baclofen (Lioresal ®), trihexyfenidyl (Artane ®), tetrabenazine (Xenazine ®), clonazepam (Rivotril ®), gabapentine (Neurontin®), botuline toxine injecties of L-dopa (Sinemet ®)behulpzaam zijn. Voor chorea haloperidol (Haldol ®), tetrabenazine (Xenazine ®) of carbamazepine (Tegretol ®). Ook kunnen de anti-epileptica levetiracetam en topiramaat effect hebben op de bewegingsstoornissen en tegelijkertijd effect hebben op het voorkomen van epilepsieaanvallen.
Er bestaat ook een mogelijkheid om het medicijn baclofen via een pompje toe te dienen, een baclofenpomp.
Helaas hebben medicijnen vaak ook bijwerkingen. Per kind zal dan ook gekeken moeten worden of de voordelen van het gebruik van medicijnen opweegt tegen de nadelen van het gebruik van deze medicijnen.

Deep brain stimulation
Bewegingsstoornissen kunnen ook verbeteren door middel van een operatie die deep-brain-stimulatie in de globus pallidus internus wordt genoemd. Hier komt langzaam aan ook meer ervaring mee bij kinderen met bewegingsstoornissen. Het is onbekend of deze ingrijpende behandeling effect kan hebben op de bewegingsstoornissen van kinderen met het PCDH12-syndroom.

Fysiotherapie
Een kinderfysiotherapeut kan kinderen helpen hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen bewegen ondanks de problemen die zij met bewegen hebben. Ook probeert de fysiotherapeut er voor te zorgen dat kinderen geen vergroeiing van hun gewrichten krijgen omdat ze zelf onvoldoende bewegen.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Sommige kinderen hebben baat bij een speciale speen (special need speen) waardoor het drinken uit de fles beter verloopt. Moeders kunnen borstvoeding kolven, zodat kinderen op deze manier toch borstvoeding als voeding kunnen krijgen via de fles.
Ook kan de logopediste helpen om de spraakontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Praten kan ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken ook als ze nog geen woorden kunnen gebruiken. Sommige kinderen hebben baat bij een spraakcomputer.

Sondevoeding
Veel kinderen met dit syndroom hebben moeite met het drinken van voeding uit de borst of uit de fles. Daarom is het vaak nodig om kinderen voeding via een sonde te gaan geven, zodat kinderen wel voldoende voeding binnen krijgen om te groeien. De sonde loopt via de neus en de keel naar de maag toe. Wanneer langere tijd een sonde nodig is, kan er voor gekozen worden om door middel van een kleine operatie een sonde via de buikwand rechtstreeks in de maag aan te brengen. Zo’n sonde wordt een PEG-sonde genoemd.Later kan deze vervangen worden door een zogenaamde mickeybutton.
Er bestaan verschillende soorten kant-en-klare sondevoeding die door de sonde gegeven kan worden.
Een deel van de ouders kiest er voor om fijn gepureerde voeding via de sonde te geven. Dit wordt een blended diet genoemd.

Diëtiste
Wanneer kinderen onvoldoende groeien, kan een diëtiste kijken hoe met energieverrijkte voeding toch voor een voldoende groei kan worden gezorgd.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan adviezen geven hoe het functioneren van een kind met een ontwikkelingsachterstand zo optimaal mogelijk kan verlopen. De ergotherapeut weet wat voor hulpmiddelen er allemaal mogelijk zijn om de verzorging en dagelijkse bezigheden van een kind zo soepel mogelijk te laten verlopen.

Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, een rolstoel, steunzolen of aangepaste schoenen.
Ook is het mogelijk via een revalidatie centrum naar een aangepaste peutergroep te gaan en daar ook therapie te krijgen.

VISIO/Bartimeus
VISIO en Bartimeus zijn instellingen die kinderen en volwassenen die slechtziend of blind zijn begeleiden. Zij kunnen vaak tips hebben hoe kinderen die slecht kunnen zien het best kunnen spelen of benaderd kunnen worden.Een deel van de kinderen heeft baat bij een bril om beter te kunnen zien.

School
De meeste kinderen met het PCDH12-syndroom volgen speciaal onderwijs. In het speciaal onderwijs zijn de klassen kleiner en kan het lesprogramma meer afgestemd worden op de mogelijkheden van het kind. Vaak volgen kinderen MLK (moeilijk lerend) of ZMLK (zeer moeilijk lerend) onderwijs.
Voor een deel van de kinderen is het niet haalbaar om onderwijs te volgen. Zij gaan naar een dagcentrum waar kinderen een dagprogramma volgen.

Behandeling slaapproblemen
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig.

Reflux
Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine en omeprazol, soms esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen.

Kwijlen
Kwijlen kan verminderen door kinderen er bewust van te maken dat ze hun speeksel moeten doorslikken. Ook kunnen oefeningen waarbij geoefend wordt om de mond te sluiten helpen. Er bestaan moderne halsdoekjes die kwijl kunnen opvangen, zodat de kleding niet vies en nat wordt.
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Soms kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie nodig zijn om er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen. Per kind zullen de voor- en nadelen van elke behandeling moeten worden afgewogen.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen en zo veel als kan bewegen. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.

Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).

Verbeteren botdichtheid
Dagelijks bewegen tijdens daglicht helpt om de botdichtheid te verbeteren. Ook is het belangrijk om voldoende calciumhoudende produkten te eten en gezonde vetten om zelf voldoende vitamine D aan te maken. Wanneer dit niet voldoende is wordt geadviseerd omdagelijks 400IE vitamine D te geven en 500 mg calcium. Soms is het nodig om zogenaamde bisfosfonaten te geven om de botdichtheid te verbeteren.

Scoliose
Lichte vormen van verkromming van de wervelkolom hebben meestal geen behandeling nodig en alleen controle om te kijken of de verkromming toeneemt. Bij toename kan een behandeling met een gipscorset nodig zijn om verdergaande verkromming van de wervelkolom te voorkomen. Wanneer een gipscorset onvoldoende effect heeft, kan een operatie nodig zijn waarbij de wervels vastgezet. Deze behandeling wordt uitgevoerd door een orthopeed.

Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.

Kindercomfortteam
In Nederland zijn in de academische ziekenhuizen speciale kindercomfortteams. Dit zijn teams bestaande uit meerdere hulpverleners (verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers, maatschappelijk werkenden, psychologen, geestelijke verzorgging, artsen) die ervaring hebben met de zorg voor kinderen met een aandoening die niet te genezen is. Dit team kijkt samen met kind en ouders hoe het kind een zo goed mogelijke kwaliteit van leven kan krijgen en hoe kind en ouders hierin zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden. Dit kan per kind en ouders verschillen.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaatsje kan krijgen in het dagelijks leven. Het kost vaak tijd voor ouders om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er anders uit zien dan mogelijk verwacht is. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met het PCDH12-syndroom.

Wat betekent het hebben van het PCDH12-syndroom voor de toekomst?
Blijvende problemen
Kinderen die een ontwikkelingsachterstand hebben als gevolg van het PCDH12-syndroom, blijven deze problemen vaak houden op volwassen leeftijd. Jong volwassenen hebben meestal de hulp van anderen nodig hebben om te kunnen functioneren. De meeste jongeren gaan begeleid wonen.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is. En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belangrijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Volwassenen
Omdat over deze ziekte nog maar weinig bekend is, is er niet heel veel bekend over volwassenen met deze aandoening.
Het valt dus lastig aan te geven wat het hebben van PCDH12-syndroom voor de toekomst betekent.

Psychose
Er zijn een aantal volwassenen bekend die een psychose hebben gekregen op volwassen leeftijd. Tijdens een psychose is iemand in de war en begrijpt hij/zij niet meer goed wat er om hem of haar hen gebeurd. Ook zijn er vaak hallucinaties. Volwassenen zien, horen, voelen, ruiken of proeven dingen die er in werkelijkheid niet zijn. Dit kan heel beangstigend zijn.

Levensverwachting
De levensverwachting van kinderen en volwassenen met het PCDH12-syndroom hangt sterk samen met de klachten die worden veroorzaakt door het PCDH12-syndroom. De levensverwachting kan worden verkort als gevolg van een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie of als gevolg van terugkerende longontstekingen.

Kinderen krijgen
De meeste volwassenen met het PCDH12-syndroom zullen vanwege hun eigen beperkingen geen kinderen krijgen. De kans dat een volwassene met het PCDH12 syndroom zelf een kind krijgt met het PCDH12l syndroom is klein. Dit kan alleen wanneer de partner drager is van een zelfde foutje in het DNA of wanneer de partner zelf het PCDH12-syndroom heeft. De kans hierop is klein.
Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, moet wellicht nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om zelf ook het PCDH12-syndroom te krijgen?
Het PCDH12- syndroom wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal. Deze fout erft op zogenaamd autosomaal recessieve wijze over. Dat houdt in dat een kind pas klachten krijgt wanneer er op beide chromosomen een fout bevat. Vaak zijn beide ouders van een kind met het PCDH12-syndroom drager van deze foutjes in het erfelijk materiaal. Zij hebben zelf geen klachten omdat ze ook nog een chromosoom hebben zonder afwijking. Broertjes en zusjes hebben een verhoogde kans om ook het PCDH12- syndroom te krijgen. Deze kans bedraagt maximaal 25%. Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek
Wanneer bekend is welk foutje in een familie heeft gezorgd voor het ontstaan van het PCDH12-syndroom, dan is het mogelijk om tijdens een zwangerschap prenatale diagnostiek te verrichten in de vorm van een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie om te kijken of dit kindje ook het PCDH12-syndroom heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen te worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.npdn.nl.

Preïmplantatie Genetische Diagnostiek (PGD)
Stellen die eerder een kindje hebben gehad met het PCDH12 syndroom kunnen naast prenatale diagnostiek ook in aanmerking voor preïmplantatie genetische diagnostiek(PGD.) Bij PGD wordt een vrouw zwanger door middel van IVF (In Vitro Fertilisatie). De bevruchting vindt dan buiten het lichaam plaats, waardoor het zo ontstane pre-embryo onderzocht kan worden op het hebben van het PCDH12 syndroom. Alleen embryo’s zonder de aanleg voor het PCDH12-syndroom komen in aanmerking voor terugplaatsing in de baarmoeder. Voor meer informatie zie www.pgdnederland.nl.

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links
www.epilepsievereniging.nl
(site van epilepsievereniging Nederland)
www.epilepsie.nl
(site van het nationaal epilepsiefonds)

Referenties
1.Brain calcifications and PCDH12 variants. Nicolas G, Sanchez-Contreras M, Ramos EM, Lemos RR, Ferreira J, Moura D, Sobrido MJ, Richard AC, Lopez AR, Legati A, Deleuze JF, Boland A, Quenez O, Krystkowiak P, Favrole P, Geschwind DH, Aran A, Segel R, Levy-Lahad E, Dickson DW, Coppola G, Rademakers R, de Oliveira JRM. Neurol Genet. 2017 Jul 26;3(4):e166

2. Loss of function of PCDH12 underlies recessive microcephaly mimicking intrauterine infection. Aran A, Rosenfeld N, Jaron R, Renbaum P, Zuckerman S, Fridman H, Zeligson S, Segel R, Kohn Y, Kamal L, Kanaan M, Segev Y, Mazaki E, Rabinowitz R, Shen O, Lee M, Walsh T, King MC, Gulsuner S, Levy-Lahad E. Neurology. 2016;86:2016-24

3. A case of new PCDH12 gene variants presented as dyskinetic cerebral palsy with epilepsy. Suzuki-Muromoto S, Wakusawa K, Miyabayashi T, Sato R, Okubo Y, Endo W, Inui T, Togashi N, Kato A, Oba H, Nakashima M, Saitsu H, Matsumoto N, Haginoya K. J Hum Genet. 2018;63:749-753.

4. Loss of Protocadherin-12 Leads to Diencephalic-Mesencephalic Junction Dysplasia Syndrome. Guemez-Gamboa A, Çağlayan AO, Stanley V, Gregor A, Zaki MS, Saleem SN, Musaev D, McEvoy-Venneri J, Belandres D, Akizu N, Silhavy JL, Schroth J, Rosti RO, Copeland B, Lewis SM, Fang R, Issa MY, Per H, Gumus H, Bayram AK, Kumandas S, Akgumus GT, Erson-Omay EZ, Yasuno K, Bilguvar K, Heimer G, Pillar N, Shomron N, Weissglas-Volkov D, Porat Y, Einhorn Y, Gabriel S, Ben-Zeev B, Gunel M, Gleeson JG. Ann Neurol. 2018;84:638-647

5. Homozygous PCDH12 variants result in phenotype of cerebellar ataxia, dystonia, retinopathy, and dysmorphism. Vineeth VS, Das Bhowmik A, Balakrishnan S, Dalal A, Aggarwal S. J Hum Genet. 2019;64:183-189

Laatst bijgewerkt 29 maart 2020

 

Auteur:JH Schieving

 

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.