A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektebeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

Neurologische woordenlijst

Metachromatische leucodystrofie


Wat is metachromatische leucodystrofie?
Metachromatische leucodystrofie is een aangeboren erfelijke ernstige stofwisselingsziekte in de hersenen waarbij geleidelijk aan steeds meer hersencellen afsterven waardoor kinderen en soms ook volwassenen in toenemende mate problemen krijgen met bewegen en met nadenken.

Hoe wordt metachromatische leucodystrofie ook wel genoemd?
Het woord metachromatisch verwijst naar het beeld wat de zieke hersenen onder de microscoop laten zien wanneer ze gekleurd worden met een bepaalde kleurstof. Het woord leucodystrofie verwijst naar de afwijkingen in de witte stof (leuco betekent wit) in de hersenen, dystrofie geeft aan dat er hersencellen verloren gaan als gevolg van deze ziekte.
Metachromatische leucodystrofie wordt ook wel afgekort met de letters MLD.

Arylsulfatase A deficiëntie of Cerebroside Sulfatase deficiëntie
Een andere naam voor metachromatische leucodystrofie is Arylsulfatase A deficiëntie of Cerebroside Sulfatase deficiëntie, genoemd naar het stofje arylsulfatase A wat ontbreekt bij de ziekte metachromatische leucodystrofie. Arylsulfatase A behoort tot de groep stofjes die Cerebroside Sulfatase worden genoemd.

Ziekte van Greenfield
Zelden wordt de term ziekte van Greenfield gebruikt, genoemd naar de arts Greenfield die deze ziekte beschreven heeft

Beginleeftijd
De eerste klachten van metachromatische leucodystrofie kunnen op verschillende leeftijd ontstaan. Bij de klassieke vorm van metachromatische leucodystrofie ontstaan de eerste klachten op de dreumes- en peuterleeftijd. Dit wordt ook wel de infantiele vorm metachromatische leucodystrofie genoemd. Wanneer de eerste klachten tussen de kleuterleeftijd en volwassen leeftijd ontstaan wordt gesproken van de juveniele vorm van metachromatische leucodystrofie.
Soms ontstaan de eerste klachten pas op volwassen leeftijd. Dan wordt gesproken van de adulte vorm van metachromatische leucodystrofie.

Pseudoarylsulfatase deficiëntie
Een deel van de mensen heeft een verlaagde hoeveelheid Arylsulfatase A in het bloed zonder dat zij hiervan ooit klachten gaan krijgen. Vaak wordt dit gevonden als toevalsbevinding bij het doen van onderzoek om een andere reden. Dit wordt pseudoarylsulfatase deficiëntie genoemd.

Lysosomale stapelingsziekte
Metachromatische leucodystrofie is een zogenaamde lysosomale stapelingsziekte. Als gevolg van deze ziekte stapelt een vettig stofje zich op in bepaalde hersencellen waardoor de cellen steeds slechter hun werk kunnen doen. Het stofje stapelt zich op in een bepaalde onderdeel van de cellen die lysosomen worden genoemd. Vandaar de naam lysosomale stapelingsziekte.
Er bestaan verschillende lysosomale stapelingsziektes zoals de ziekte van Tay-Sachs, de ziekte van Krabbe, de ziekte van Gaucher en nog vele anderen.

Hoe vaak komt metachromatische leucodystrofie voor bij kinderen?
Metachromatische leucodystrofie is een zeldzame ziekte, die ongeveer bij één op de 40.000-70.000 kinderen in Nederland voorkomt.

Bij wie komt metachromatische leucodystrofie voor?
Metachromatische leucodystrofie kan op zowel op kinderleeftijd als op volwassen leeftijd beginnen. Afhankelijk van de beginleeftijd worden er verschillende typen metachromatische leucodystrofie onderscheiden.
De laat infantiele vorm geeft de eerste klachten meestal tussen de leeftijd van 6 maanden en het tweede levensjaar en is de meest voorkomende vorm bij 50-60% van de kinderen. De juveniele vorm ontstaat vaak op lagere schoolleeftijd( 4-10 jaar) en komt bij 20-30% van de mensen voor. Een klein deel heeft de adulte vorm, waarbij de eerste klachten na de leeftijd van 16 jaar ontstaan.
Metachromatische leucodystrofie komt even vaak bij jongens als bij meisjes voor.

Wat is de oorzaak van het ontstaan van metachromatische leucodystrofie?
Fout in erfelijk materiaal
Metachromatische leucodystrofie wordt veroorzaakt door een foutje in het erfelijk materiaal. Deze fout bevindt zich op het zogenaamde 22e chromosoom. De plaats van de fout op het 22e chromosoom wordt het ARSA-gen genoemd.Een heel klein deel van de kinderen heeft een foutje op het 10e chromosoom in het PSAP-gen.

Autosomaal recessief
Metachromatische leucodystrofie erft op zogenaamd autosomaal recessieve manier over. Dat wil zeggen dat een kind pas klachten krijgt wanneer beide chromosomen 22 allebei een fout bevatten op plaats van het ARSA–gen of beide chromosomen 10 in het PSAP-gen
Dit in tegenstelling tot een autosomaal dominante aandoening, waarbij een fout op één van de twee chromosomen 10 of 22 al voldoende is om een ziekte te krijgen.

ad

Ouders drager
Bij een autosomaal recessieve aandoening zijn beide ouders vaak drager van een foutje in het ARSA-gen of het PSAP-gen. Ze hebben dus een chromosoom met afwijking en een chromosoom zonder afwijking. Omdat ze zelf ook een chromosoom zonder afwijking hebben, hebben de ouders zelf geen klachten.
Wanneer beide ouders drager zijn, dan hebben zij 25 % kans om een kindje te krijgen met metachromatische leucodystrofie.

ar

Ontbreken eiwit
Door de fout in het DNA wordt een bepaald eiwit wat een belangrijke rol speelt in de stofwisseling niet aangemaakt. Dit eiwit is een enzym en heet arylsulfatase A. Dit eiwit bevindt zich normaal in een speciaal onderdeel van de cellen die lysosomen worden genoemd. Bij een heel klein deel van de kinderen met een foutje in het PSAP-gen wordt het eiwit saposine B niet goed aangemaak. Saposine B is een eiwit wat nodig is voor een goede werking van arylsulfatase A.
Het eiwit Arylsulfatase A speelt een belangrijke rol bij de aanmaak en afbraak van bepaalde sulfatide-vetten. Deze sulfatide-vetten zijn een belangrijk onderdeel van het zogenaamde myelinelaagje rondom de zenuwen. Myeline zorgt voor een geleidingslaagje om de zenuwen heen, net als de coating van een stroomkabel. Het myeline beschermt de zenuwen en zorgt dat ze sneller kunnen werken.

Beschadiging myeline laagje
Bij metachromatische leucodystrofie mist het eiwit arylsulfatase A. Hier door kunnen sulfatide-vetten niet meer afgebroken worden en komen er veel te veel sulfatide-vetten in het geleidingslaagje (myeline) rondom de zenuwen. Door het te veel aan sulfatide-vetten gaat het geleidingslaagje rondom de zenuw kapot. De zenuw kan hierdoor veel minder snel werken en alle signalen worden dus trager verwerkt. Ook is de zenuw nu veel minder goed beschermd en kan de zenuw zelf beschadigd raken waardoor de zenuw helemaal niet meer kan werken. Bij MLD is er dus zowel sprake van schade aan het myeline laagje als schade aan de zenuwen (axonen en neuronen) zelf.

Beschadiging zenuwen
Zowel zenuwen in de hersenen als zenuwen in het ruggenmerg als zenuwen in de armen en benen gaan dus in eerste instantie trager werken en in een later stadium kapot. Dit veroorzaakt de klachten van een metachromatische leucodystrofie.

Hoeveelheid resteiwit
Bij kinderen met de klassieke vorm is er meestal geen werkend arylsulfatase A eiwit aanwezig. Bij kinderen met de juveniele vorm en volwassenen met de adulte vorm is er een verminderde hoeveelheid arylsulfatase A eiwit aanwezig, Dit maakt dat kinderen met de infantiele vorm meer klachten hebben dan volwassenen. Hoe meer functionerende arylsulfatase A eiwit aanwezig is, hoe milder het ziektebeloop in de regel zal zijn.

Wat zijn de symptomen van het metachromatische leucodystrofie?
Variatie
Er bestaat een grote variatie in hoeveelheid en ernst van de symptomen tussen verschillende kinderen met metachromatische leucodystrofie. Dit hangt ook sterk samen met de leeftijd waarop de eerste klachten ontstaan. Hoe jonger het kind is, wanneer de eerste klachten beginnen, hoe meer klachten het kind in de regel heeft. Er zijn altijd uitzonderingen op deze regel.

Zwangerschap en bevalling
Meestal zijn er geen bijzonderheden tijdens de zwangerschap of tijdens de bevalling.

Eerste maanden
In de eerste maanden na de geboorte zijn er geen bijzonderheden. De kinderen drinken normaal, er zijn geen problemen met ademhalen, met plassen of poepen of met slapen. De kinderen voelen ook normaal aan wanneer ze opgetild worden, ze zijn niet slapper dan andere kinderen.

Knik in de ontwikkeling
Vanaf een bepaald moment gaat opvallen dat kinderen stil gaan staan in hun ontwikkeling. Zij leren geen nieuwe vaardigheden meer aan. Bij kinderen met de infantiele vorm wordt dit meestal duidelijk in het tweede levensjaar, bij kinderen met de juveniele vorm tussen de leeftijd van 4 en 10 jaar en bij de adulte vorm pas na de leeftijd van 16 jaar. Nadat de ontwikkeling tot stilstand is gekomen, gaan kinderen geleidelijk aan achteruit in hun ontwikkeling. Ze verleren vaardigheden zoals bewegen en praten die zij voorheen wel beheersten.



Stijve spieren
Als gevolg van het afsterven van hersencellen kunnen de hersenen niet meer goed functioneren. Hierdoor verloopt de aansturing van de spieren door de hersenen niet meer goed. Kinderen met metachromatische leucodystrofie krijgen hierdoor problemen met het bewegen van hun armen en benen, de spieren worden stijf . Deze stijfheid wordt spasticiteit genoemd. Als gevolg van deze stijfheid wordt lopen en bewegen erg moeizaam en op een gegeven moment zelfs niet meer mogelijk.

Spierzwakte
Naast spierstijfheid kunnen kinderen met metachromatische leucodystrofie ook juist last hebben van spierzwakte. Hierdoor wordt bewegen moeilijker. Ook kunnen de spieren van de armen en benen dunner worden. Het kan moeilijk worden voor kinderen om rechtop te zitten en het hoofd overeind te houden.

Problemen met het evenwicht
Een groot deel van de kinderen met MLD krijgt problemen met het bewaren van het evenwicht, ook wel ataxie genoemd. Kinderen vallen gemakkelijker om, in eerste instantie in situaties waarin er veel gevraagd wordt van het evenwicht zoals bij lopen over een smalle plank, maar later ook gewoon tijdens het lopen. Ook kunnen kinderen last krijgen van trillen van hun handen wanneer ze een voorwerp willen pakken. Het kan lastig worden om een lepel naar de mond toe te brengen, omdat de lepel de mond voor bijschiet. Ook de ogen kunnen trillende bewegingen gaan maken.

Ongecoördineerde bewegingen
Kinderen met een metachromatische leucodystrofie raken de coördinatie over hun bewegingen kwijt. De bewegingen verlopen niet vloeiend maar juist schokkerig. Ook kunnen ongecontroleerd bewegingen voorkomen (chorea), schokjes (myoclonieën.)  of kan een arm, een been of een nek in een vreemde onbedoelde stand gaan staan, dit wordt dystonie genoemd. Daardoor kan kruipen of lopen bijvoorbeeld niet meer mogelijk zijn. Sommige kinderen kunnen niet meer zelfstandig staan en kunnen alleen maar staan wanneer ze vastgehouden worden.  

Onduidelijker praten
Kinderen met een metachromatische leucodystrofie gaan vaak steeds onduidelijker praten als zij dit al konden. Zij worden moeilijk verstaanbaar voor anderen in de omgeving. Ook gaan kinderen in de loop van de tijd steeds minder praten. Later in het ziekteproces praten kinderen vaak helemaal niet meer en is communiceren niet meer mogelijk.

Problemen met slikken
Tijdens het ziekteproces zal het slikken ook steeds moeilijker gaan. Kinderen gaan zich steeds vaker verslikken. Eerst vaak in dun vloeibaar drinken, later vaak ook in het meer vaste voedsel. Op een gegeven moment wordt zelf slikken van drinken of voeding niet meer veilig, omdat als gevolg van verslikken er voeding in de longen terecht kan komen wat een longontsteking kan veroorzaken.

Problemen met zien
Kinderen met een metachromatische leucodystrofie krijgen geleidelijk problemen met het zien, omdat de oogzenuw steeds slechter gaat werken. Ze gaan steeds waziger zien en worden uiteindelijk zeer slechtziend tot blind.
Bij sommige kinderen maken de ogen schokkerige bewegingen. Dit wordt een nystagmus genoemd.

Gevoel
Bij kinderen met een metachromatische leucodystrofie verandert ook het gevoel in de armen en in de benen. Vaak wordt normaal aanraken van de armen en de benen als pijnlijk ervaren.

Achteruitgang leerprestaties
De meeste kinderen met een metachromatische leucodystrofie op lagere schoolleeftijd krijgen problemen met het opletten, zich concentreren en het onthouden van nieuwe informatie. Geleidelijk aan worden de problemen steeds groter. Het lukt niet meer om op school bij te blijven en het leren gaat steeds moeilijker. Op een bepaald moment kan een kind met het syndroom van metachromatische leucodystrofie helemaal geen nieuwe informatie meer onthouden en verleert het ook allerlei vaardigheden die het al wel beheerste. Ze raken ook steeds meer in zichzelf gekeerd en reageren niet meer goed op wat er om hen heen gebeurd. Kinderen met metachromatische leucodystrofie worden geleidelijk aan dement.

Gedragsproblemen
Bij kinderen met de juveniele of adulte vorm van metachromatische leucodystrofie begint de ziekte nog al eens met gedragsproblemen. Kinderen worden snel boos, zijn agressief of raken juist terug getrokken en reageren niet meer goed op hun omgeving. Sommige jongeren of volwassenen zien beelden of horen geluiden die er in werkelijkheid niet zijn en waar zij heel angstig van worden. Wanneer er naast gedragsproblemen nog geen andere symptomen zijn, is het vaak heel lastig om de goede diagnose te stellen. Vaak worden in het begin diagnoses als depressie, psychose of schizofrenie gesteld. Wanneer naast gedragsproblemen ook problemen met lopen en praten ontstaan is dat vaak een reden tot verder onderzoek en tot het stellen van de juiste diagnose.

Epilepsie
Als gevolg van metachromatische leucodystrofie krijgt een klein deel van de kinderen epilepsie-aanvallen. Allerlei soorten epilepsie-aanvallen kunnen voorkomen.

Incontinentie
Laat in het ziekteproces raken kinderen met metachromatische leucodystrofie incontinent. Eerst voor urine, later ook voor ontlasting.

Galblaasproblemen
Kinderen met metachromatische leucodystrofie hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van galstenen, poliepen of een ontsteking van de galblaas. Dit kan zorgen voor pijnklachten rechts boven in de buik.

Laat stadium
In een laat stadium van de ziekte zullen kinderen met een metachromatische leucodystrofie niet meer kunnen reageren op de omgeving en hun omgeving ook niet meer waarnemen. Dit is een hele moeilijke fase waarin contact niet meer mogelijk is. Kinderen zijn dan bedlegerig geworden en volledig afhankelijk van zorg.

Hoe wordt de diagnose metachromatische leucodystrofie gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal en de bevindingen bij onderzoek, kan de kinderneuroloog vermoeden dat er sprake is van een stofwisselingsziekte. Veel verschillende stofwisselingsziekten kunnen het zelfde beeld geven als een metachromatische leucodystrofie. Om na te gaan om welke stofwisselingsziekte het gaat, is aanvullend onderzoek nodig.

Urineonderzoek
Door middel van urineonderzoek kunnen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van een stofwisselingsziekte. Bij metachromatische leucodystrofie worden sulfatiden in de urine aangetroffen. Normaal gesproken zitten er geen sulfatiden in de urine.
Wanneer er sulfatiden in de urine worden gevonden, zal bloedonderzoek moeten volgen om meer duidelijkheid over de diagnose te krijgen.

Bloedonderzoek
Wanneer een arts op grond van het verhaal en de bevindingen bij onderzoek denkt aan het metachromatische leucodystrofie, kan deze diagnose bevestigd worden door middel van bloedonderzoek gericht op stofwisselingsziektes.. In bloed zitten witte bloedcellen. In deze witte bloedcellen wordt de activiteit van het enzym wat bij het metachromatische leucodystrofie verlaagd is gemeten. Een verlaagde waarde van het stofje arylsulfatase A wijst op de diagnose metachromatische leucodystrofie.
De waardes van de stoffen NFL (neurofilament light chain) en GFAP kunnen gebruikt worden als zogenaamde biomakers, stoffen die informatie geven over de ernst en het verloop van de ziekte.

DNA-onderzoek
Met behulp van bloedonderzoek in bloed kan de fout in het ARSA-gen op chromosoom 22 of het PSAP-gen op chromosoom 10 worden aangetoond.

Huidbiopt
Soms is het nodig de diagnose te bevestigen door het aantonen van het ontbrekende enzym in huidcellen.

MRI-scan
Bij het vermoeden van een stofwisselingsziekte vaak een scan van de hersenen gemaakt worden. Bij metachromatische leucodystrofie is te zien dat er veranderingen zijn in de zogenaamde witte stof van de hersenen. Deze witte stof heeft een te witte kleur, waarbij de zogenaamde U-vezels gespaard zijn. In de witte stofafwijkingen is een zogenaamd radiair streeppatroon te zien. Bij een deel van de kinderen zijn de oogzenuwen juist dikker dan gebruikelijk op de MRI-scan.

Ruggenprik
Door middel van een ruggenprik wordt vaak hersenvocht verzameld, wat onderzocht kan worden in het laboratorium. In het hersenvocht wordt een verhoogd eiwit gehalte gevonden en aanwijzingen dat er sprake is van afbraak van hersencellen. Dit onderzoek zal met name verricht worden wanneer er nog geen duidelijkheid bestaat over de diagnose. Ook in hersenvocht kan gekeken worden naar de waardes van NFL en GFAP.

Oogarts
Kinderen met een metachromatische leucodystrofie zullen vaak allemaal een keer door de oogarts gezien worden vanwege de problemen met zien. De oogarts kan zien dat de oogzenuw dun is, dit wordt ook wel opticusatrofie genoemd.

EEG
Wanneer kinderen met het metachromatische leucodystrofie epileptische aanvallen krijgen zal vaak een EEG (hersenfilmpje) gemaakt worden. Op het EEG is bij het metachromatische leucodystrofie epileptische activiteit te zien. Het EEG-patroon is niet specifiek voor het metachromatische leucodystrofie maar kan bij meerdere ziektes gezien worden.

EMG
Bij metachromatische leucodystrofie raken niet alleen de zenuwbanen in de hersenen beschadigd, maar ook de zenuwbanen die in de armen, benen en romp lopen. Door middel van een zenuwgeleidingsonderzoek is aan te tonen dat de zenuwen in de armen en benen ook aangedaan zijn. Dit wordt een demyeliniserende polyneuropathie genoemd. Dit onderzoek zal alleen verricht worden als er nog twijfel bestaat over de diagnose.

ECHO galblaas
Door middel van een ECHO van de galblaas kan gekeken worden of er sprake is van galstenen of poliepen in de galblaas. Dit komt vaker voor bij kinderen met MLD


Hoe wordt het Metachromatische leucodystrofie behandeld?
Geen genezing
Er is geen behandeling die het metachromatische leucodystrofie kan genezen. De behandeling is er op gericht om kinderen zo goed mogelijk te ondersteunen in het omgaan met de toenemende klachten als gevolg van het hebben van deze aandoening.

Beenmergtransplantatie
Bij de juveniele vorm van metachromatische leucodystrofie wordt wel geprobeerd of door middel van een beenmergtransplantatie van een ander persoon cellen in het lichaam van een kindje met metachromatische leucodystrofie kunnen worden gebracht die daar blijven leven en het eiwit arylsulfatase A aanmaken. Als zo’n beenmergtransplantatie aanslaat en er weer arylsulfatase A in het lichaam aanwezig is, kan voor een deel voorkomen worden dat de zenuwen verder beschadigen. Beschadigingen die er al zijn kunnen niet ongedaan gemaakt worden, beter zal een kindje dus niet worden. Het doel van de behandeling is verdere achteruitgang te vertragen of te voorkomen.
Beenmergtransplantatie is een hele zware behandeling met grote risico’s en per kind zullen de risico’s moeten worden afgewogen tegen de mogelijke winst die er te behalen is.
Kinderen met de infantiele vorm hebben vaak al te veel klachten op moment van ontdekken en de ziekte gaat te snel waardoor de risico’s van een beenmergtransplantatie niet opwegen tegen de mogelijke winst die er te behalen is.

Kwaliteit van leven
Centraal in de behandeling van kinderen met deze aandoening staat het behouden van zo veel mogelijk kwaliteit van leven. Helaas nemen de klachten als gevolg van het hebben van deze aandoening in een snel of in een wat minder snel tempo toe en zullen kinderen steeds opnieuw moeten inleveren. Dat is heel moeilijk vooral voor de ouders en de andere kinderen in het gezin. Het kind zelf zal hier zelf steeds minder van mee krijgen. Het is goed als ouders samen met hun andere kinderen en familie al in een vroeg stadium nadenken op wat voor manier zij hun kindje met deze aandoening willen begeleiden. Een maatschappelijk werkende, een psycholoog en verpleegkundigen van de kinderthuiszorg kunnen ouders hierbij helpen.

Tijd voor samenzijn
De zorg voor een kindje met metachromatische leucodystrofie zal veel vragen van ouders. Ouders zullen veel tijd kwijt zijn met verzorging van hun kind of zelfs met medische handelingen zoals het geven van medicijnen of sondevoeding. Het is ook heel belangrijk om er ook voor te waken dat er tijd blijft voor samen zijn als gezin of even als ouders onder elkaar, voor samen knuffelen waar kinderen met deze aandoening vaak van kunnen genieten en te zoeken naar manieren van contact waar iedereen plezier aan beleefd.
Hulp vragen aan anderen (bekenden of onbekenden) is voor veel ouders lastig, maar het is wel belangrijk om in een vroeg stadium na te denken over het vragen en organiseren van hulp. Dit om te voorkomen dat ouders de hele dag bezig zijn met zorgen en er geen tijd meer over is over fijne momenten samen met het kind met metachromatische leucodystrofie, de andere kinderen in het gezin en de ouders onderling.  

Aanvalsbehandeling epilepsie
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 3-5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®), midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet en vertonen kinderen juist druk gedrag na geven van deze medicatie.

Behandeling epilepsie
Met behulp van medicijnen wordt geprobeerd om de epilepsieaanvallen zo veel mogelijk te voorkomen en het liefst er voor te zorgen dat er helemaal geen epilepsieaanvallen meer voorkomen. Soms lukt dit vrij gemakkelijk met een medicijn, maar bij een deel van de kinderen is het niet zo eenvoudig en zijn combinaties van medicijnen nodig om de epilepsie aanvallen zo veel mogelijk of helemaal niet meer te laten voorkomen.
Verschillende soorten medicijnen kunnen gebruikt worden om de epilepsie onder controle te krijgen. Er bestaat geen duidelijk voorkeursmedicijn. Medicijnen die vaak gebruikt worden zijn natriumvalproaat (Depakine ®), levetiracetam (Keppra ®), clobazam (Frisium ®) en zonisamide (Zonegran®). Wanneer deze medicijnen niet helpen worden ook wel medicijnen met meer bijwerkingen zoals fenobarbital en fenytoïne gebruikt.

Bij een deel van de kinderen zal het niet lukken om de epilepsieaanvallen met medicijnen onder controle te krijgen. Er bestaan ook andere behandelingen die een goed effect kunnen hebben op de epilepsie, zoals een ketogeen dieet, een nervus vagusstimulator, of een behandeling met methylprednisolon. Ook een combinatie van deze behandelingen met medicijnen die epilepsie onderdrukken is goed mogelijk.

Behandeling slaapproblemen
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig.

Spasticiteit
Er bestaan ook diverse medicijnen die de verhoogde spierspanning en spasticiteit kunnen verminderen. Het meest gebruikte medicijn hiervoor is baclofen. Er wordt gezocht naar een dusdanige dosering baclofen waarbij de spierspanning verlaagd wordt zodat bewegen makkelijker wordt zonder dat de spieren te slap worden. Er bestaat ook een mogelijkheid om dit medicijn via een pompje toe te dienen, een baclofenpomp.
Met behulp van botuline toxine injecties kan de spasticiteit van de spieren waarin deze injectie wordt gegeven, gedurende een aantal maanden verminderd worden. Dit kan maken dat kinderen beter kunnen bewegen.
Naast baclofen en botuline toxine injecties kunnen ook andere medicijnen gebruikt worden, die spierspanning kunnen verlagen zoals dantrium, artane ®, benzodiazepines. Het medicijn vigabatrine kan ook helpen om de spasticiteit te vermindere bij kinderen en jongeren met MLD.
Deze medicijnen kunnen ook afwijkende standen van een arm of been (dystonie) verminderen.

Fysiotherapie
Een kinderfysiotherapeut kan kinderen helpen hoe zij zich zo goed mogelijk kunnen bewegen ondanks de problemen die zij met bewegen hebben. Ook probeert de fysiotherapeut er voor te zorgen dat kinderen geen vergroeiing van hun gewrichten krijgen omdat ze zelf onvoldoende bewegen. De fysiotherapeut kan ook adviezen geven hoe kinderen zo goed mogelijk in een rolstoel of in bed kunnen liggen.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Jonge kinderen kunnen baat hebben bij een speciale speen op een fles om zo zelf veilig te kunnen drinken. Indikken van drinken kan soms ook helpen om verslikken in drinken te voorkomen, soms werkt het ook juist averechts. Ook is de houding waarin kinderen eten en drinken belangrijk om verslikken zo veel mogelijk te voorkomen.
Wanneer praten moeilijk wordt, kan communicatie ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken zonder woorden te gebruiken. Helaas gaan deze kinderen ook in hun denkvermogen en zichtvermogen achteruit zodat het wel steeds moeilijker wordt om ook op deze manier te communiceren.

Diëtiste
Een diëtiste kan berekenen hoeveel calorieën en voedingsstoffen een kind nodig en adviezen geven over voeding of sondevoeding om aan deze behoefte te voldoen. Ook kan de diëtiste adviezen geven over het klaarmaken van het eten, zodat kinderen zolang dit veilig kan kunnen genieten van zelfstandig eten.

Mondhygiëniste en tandarts
Het is belangrijk om het gebit van kinderen met MLD goed te verzorgen. Tandenpoetsen kan steeds lastiger worden. Een mondhygiëniste kan adviezen geven hoe de mondverzorging het beste kan verlopen.
Er bestaan speciale tandartsen die zich gespecialiseerd hebben in de tandheelkundige zorg van kinderen met een beperking omdat dit vaak speciale aanpak en extra tijd vraagt.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. Ook kan de ergotherapeut advies geven over materialen waarmee het kind kan spelen. Veel kinderen kunnen nog lang genieten van knuffelen en zacht aanraken, anderen genieten veel van zachte muziek.

Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, een rolstoel of een speciale matras in bed.
Voor kinderen met de juveniele vorm is het mogelijk om via een revalidatie centrum naar een aangepaste peutergroep te gaan en daar ook therapie te krijgen en later op dezelfde manier onderwijs te gaan volgen zolang dit mogelijk is.

VISIO/Bartimeus
VISIO en Bartimeus zijn instellingen die kinderen en volwassenen die slechtziend of blind zijn begeleiden. Zij kunnen vaak tips hebben hoe kinderen die slecht kunnen zien het best kunnen spelen of benaderd kunnen worden.

Kwijlen
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Soms wordt gekozen voor het medicijn trihexyfenidyl omdat dit zowel spasticiteit/dystonie als kwijlen kan verminderen.
Ook kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen.

Reflux
Door een lage spierspanning of later juist door een hoge spierspanning kan de zure maaginhoud terugstromen naar de slokdarm, keel of mond wat vervelend is voor kinderen.  Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine en omeprazol, soms esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen. Het zal van de conditie van het kind afhangen of een dergelijke operatie een zinvolle behandeloptie is.  

Sondevoeding
Wanneer slikken niet meer veilig verloopt, zal moeten worden besloten of het kind sondevoeding gaat krijgen. Sondevoeding wordt in eerste instantie via een neussonde gegeven. De sonde loopt via de neus en de keel naar de maag toe. Wanneer langere tijd een sonde nodig is, kan er voor gekozen worden om door middel van een kleine operatie een sonde via de buikwand rechtstreeks in de maag aan te brengen. Zo’n sonde wordt een PEG-sonde genoemd. Later kan deze vervangen worden door een zogenaamde mickeybutton.
Deze operatie kan alleen uitgevoerd worden als kinderen nog in een redelijke lichamelijke conditie zijn.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.

Pijnbehandeling
Spasticiteit en dystonie kunnen zorgen voor pijnklachten. Naast behandeling van de spasticiteit en de dystonie kunnen pijnstillers helpen om pijnklachten te verminderen. Vaak zijn middelen zoals paracetamol voldoende. Soms zijn in een later stadium van de ziekte andere pijnstillers zoals diclofenac, gabapentine, clonidine, amitriptyline, methadon of morfine nodig om pijnklachten weg te nemen.

Rustgevende medicijnen
Kinderen die heel prikkelbaar of angstig zijn kunnen baat hebben bij rustgevende medicijnen zoals lorazepam of aripiprazol.

Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).

Onderzoek
Er wordt onderzoek gedaan naar nieuwe behandelvormen die het beloop van de ziekte MLD kunnen beinvloeden. Er wordt onderzoek gedaan naar gentherapie (atidarsagene autotemcel (Libmedly (r)) en enzymvervangende therapie.

Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.

Thuiszorg
De zorg voor kinderen met metachromatische leucodystrofie zal steeds meer gaan vragen van ouders en andere familieleden omdat kinderen steeds minder zelf zullen kunnen. De thuiszorg kan ouders helpen bij het uitvoeren van deze zorg. Het helpt vaak om in een vroeg stadium van de ziekte al contact te hebben met de thuiszorg zodat deze een team van mensen kunnen vormen die de hulp in de toekomst kunnen gaan bieden. Er bestaat gespecialiseerde kinderthuiszorg met kinderverpleegkundigen die ervaring hebben met de zorg voor ernstig zieke kinderen.

Laatste levensfase
Helaas is metachromatische leucodystrofie een aandoening waar kinderen aan komen te overlijden. Veel ouders vinden dit spannend en proberen hier zo min mogelijk aan te denken. Ouders die eerder hebben meegemaakt dat hun kindje is overleden aan deze ziekte geven achteraf vaak aan, dat zij dit niet als eng of hebben beleefd. Het helpt vaak om over dit moeilijke onderwerp van te voren te spreken met de kinderneuroloog, de huisarts, de thuiszorg, de psycholoog of de maatschappelijk werkende. Ook is het belangrijk om afspraken te maken over wel of niet opname op een intensive care afdeling, opname in een ziekenhuis of juist kiezen voor thuis blijven in de vertrouwde situatie. Het boek koesterkind bevat voor ouders veel waardevolle informatie. Het kenniscentrum kinderpalliatieve zorg is een stichting voor kinderen in een palliatieve fase is een stichting voor kinderen in een palliatieve fase die ouders hierbij ook kan helpen en weet welke mogelijke opties en keuzes er zijn voor ouders. Zo kunnen ouders zorgen dat de laatste levensfase en het overlijden van hun kind, hoe moeilijk ook, verloopt op een manier die het beste bij hen past.

Kindercomfortteam
In Nederland zijn in de academische ziekenhuizen speciale kindercomfortteams. Dit zijn teams bestaande uit meerdere hulpverleners (verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers, maatschappelijk werkenden, psychologen, geestelijke verzorgging, artsen) die ervaring hebben met de zorg voor kinderen met een aandoening die niet te genezen is. Dit team kijkt samen met kind en ouders hoe het kind een zo goed mogelijke kwaliteit van leven kan krijgen en hoe kind en ouders hierin zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden. Dit kan per kind en ouders verschillen.

Wat kun je als gezin zelf doen om om te gaan met het hebben van een aandoening bij een gezinslid?
Als gezin van een kind waarbij er sprake is van een aandoening, is het goed om te zorgen dat jullie in de je kracht komen staan. Het is goed om te beseffen over welke denk-, emotionele-, innerlijke- en fysieke kracht jullie als gezin beschikken en hoe jullie deze kracht kunnen inzetten om goed voor ieder lid van het gezin te zorgen. Bekijk wat bij jullie als gezin past. Bekijk wat je kunt doen (of kunt laten) om deze kracht zo optimaal mogelijk in te zetten. En bedenk ook dat ieder lid van het gezin verschillende kwaliteiten heeft waarmee jullie elkaar kunnen aanvullen en kunnen versterken.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan ouders en andere kinderen in het gezin begeleiding geven hoe om te gaan met het nieuws dat hun kind deze ernstige aandoening heeft. Samen met hen kunnen ouders kijken welke manier van begeleiden van hun kind met deze ernstige ziekte het beste bij de ouders past. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met metachromatische leucodystrofie. Ook is lotgenotencontact mogelijk via de vereniging voor volwassen en kinderen met een stofwisselingsziekte.


Wat is de prognose van het metachromatische leucodystrofie?
Toename klachten
Kinderen en volwassenen met metachromatische leucodystrofie krijgen in toenemende mate meer klachten. Op jonge leeftijd verloopt de toename van de klachten in een hoger tempo dan wanneer de klachten pas op latere leeftijd ontstaan. Uitzonderingen hierop bestaan. Er zijn ook kinderen met een langzamer beloop en volwassenen met een snel beloop.

Overlijden
Toename van klachten zorgt er voor dat kinderen steeds minder kunnen functioneren en verzwakken in hun conditie. Uiteindelijk zullen kinderen, vaak aan de gevolgen van een longontsteking komen te overlijden. Kinderen met de klassieke vorm van metachromatische leucodystrofie komen meestal te overlijden op de kinderleeftijd. Er bestaan hierop uitzonderingen. Kinderen met de juveniele vorm van metachromatische leucodystrofie komen meestal te overlijden op jong volwassen leeftijd.
Wat de levensverwachting is van volwassenen met deze ziekte is niet goed bekend.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belangrijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Kinderen krijgen
Volwassenen met MLD zijn normaal vruchtbaar en kunnen kinderen krijgen. Elke volwassene zal zelf moeten bepalen of de lichamelijke conditie en de toekomstverwachtingen het toelaten om kinderen te krijgen. Kinderen van een volwassene met MLD hebben een kleine kans om zelf MLD te krijgen. Dit kan alleen wanneer de partner ook drager is van een fout in het ARSA-gen of wanneer de partner zelf ook MLD heeft. Deze kans is heel klein.

Hebben broertjes of zusjes ook kans om metachromatische leucodystrofie te krijgen?
Metachromatische leucodystrofie is een erfelijke ziekte. Dat betekent dat broertjes en zusjes van kinderen met metachromatische leucodystrofie ook kans hebben om deze ziekte te krijgen. Het gaat binnen de familie meestal wel allemaal om dezelfde vorm. Dus een broer of zus van een kindje met metachromatische leucodystrofie die al ouder is dan het kind met metachromatische leucodystrofie zal de ziekte naar alle waarschijnlijk niet meer krijgen.
Als ouders die een kindje hebben gehad met metachromatische leucodystrofie, opnieuw in verwachting zijn van een kindje, dan heeft dit kindje in de meeste gevallen 25% kans om ook metachromatische leucodystrofie te hebben.

Prenatale diagnostiek
Door middel van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek bestaat de mogelijkheid om tijdens een zwangerschap na te gaan of een broertje of zusje ook deze aandoening heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.pns.nl

Preïmplantatie Genetische Test (PGT)
Stellen die eerder een kindje hebben gehad met metachromatische leucodystrofie kunnen naast prenatale diagnostiek ook in aanmerking voor een preïmplantatie genetische test (PGT.) Bij PGT wordt een vrouw zwanger door middel van IVF (In Vitro Fertilisatie). De bevruchting vindt dan buiten het lichaam plaats, waardoor het zo ontstane pre-embryo onderzocht kan worden op het hebben van metachromatische leucodystrofie. Alleen embryo’s zonder de aanleg voor metachromatische leucodystrofie, komen in aanmerking voor terugplaatsing in de baarmoeder. Voor meer informatie zie www.pgtnederland.nl.

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links en verwijzingen
www.stowisselingsziekten.nl
(Nederlandse vereniging van mensen met een stofwisselingsziekte)
www.erfelijkheid.nl
(site met informatie over erfelijke aandoeningen)


Referenties

  1. Sevin C, Aubourg P, Cartier N. Enzyme, cell and gene-based therapies for metachromatic leukodystrophy. J Inherit Metab Dis. 2007;30:175-83.
  2. Matzner U, Gieselmann V. Gene therapy of metachromatic leukodystrophy. Expert Opin Biol Ther. 2005;5:55-65.
  3. Metachromatic leukodystrophy: Disease spectrum and approaches for treatment. van Rappard DF, Boelens JJ, Wolf NI. Best Pract Res Clin Endocrinol Metab. 2015;29:261-73
  4. Modified Delphi procedure-based expert consensus on endpoints for an international disease registry for Metachromatic Leukodystrophy: The European Metachromatic Leukodystrophy initiative (MLDi). Schoenmakers DH, Beerepoot S, van den Berg S, Adang L, Bley A, Boelens JJ, Fumagalli F, Goettsch WG, Grønborg S, Groeschel S, van Hasselt PM, Hollak CEM, Lindemans C, Mochel F, Mol PGM, Sevin C, Zerem A, Schöls L, Wolf NI. Orphanet J Rare Dis. 2022;17:48
  5. Neurofilament light chain and glial fibrillary acidic protein levels in metachromatic leukodystrophy. Beerepoot S, Heijst H, Roos B, Wamelink MMC, Boelens JJ, Lindemans CA, van Hasselt PM, Jacobs EH, van der Knaap MS, Teunissen CE, Wolf NI. Brain. 2022;145:105-118
  6. Atidarsagene autotemcel for metachromatic leukodystrophy. Messina M, Gissen P. Drugs Today (Barc). 2023;59:63-70

 
Laatst bijgewerkt: 5 april 2023 voorheen: 5 april 2022, 30 april 2019, 26 november 2018 en 10 augustus 2007


Auteur: JH Schieving

 

 

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.