A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektenbeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

Het ARHGEF2-syndroom

 

Wat is het ARHGEF2-syndroom?
Het ARHGEF2 syndroom is een aandoening waarbij kinderen een achterstand hebben in hun ontwikkeling al dan niet in combinatie met problemen met zien.

Hoe wordt het ARHGEF2 syndroom ook wel genoemd?
ARHGEF2 is de plaats waar in het erfelijk materiaal een foutje zit bij kinderen met dit syndroom. Vroeger kregen syndromen vaak de naam van een dokter de dit syndroom voor het eerst beschreven had, lange tijd gebeurde dat niet meer, maar tegenwoordig weer wel omdat een naam als ARHGEF2-syndroom een niet uitspreekbare naam is. Het ARHGEF2-syndroom heeft nog geen andere naam gekregen op dit moment.

NEDMHM
Het ARHGEF2-syndroom wordt ook wel NEDMHM genoemd. Dit staat voor neurodevelopmental disorder with midbrain and hindbrain malformations. Neurodevelopmental disorder geeft aan dat kinderen met dit syndroom een ontwikkelingsachterstand hebben. Midbrain and hindbrain zijn de Engelse woorden voor het middelste deel van de hersenstam en de kleine hersenen. Deze delen van de hersenen zijn bij kinderen met deze aandoening vaak onderontwikkeld wat gevolgen heeft voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind.

Hoe vaak komt het ARHGEF2-syndroom voor?
Het ARHGEF2-syndroom is een zeldzame voorkomende aandoening. Het is niet precies bekend hoe vaak het ARHGEF2-syndroom voorkomt. Deze aandoening is sinds 2017 bekend als aandoening, inmiddels zijn er meerdere kinderen, maar ook volwassenen met dit syndroom ontdekt. Waarschijnlijk is bij een deel van de kinderen die ARHGEF2-syndroom heeft, de juiste diagnose ook niet gesteld, omdat het syndroom niet herkend is.
Door nieuwe genetische technieken zoals exome sequencing zal deze diagnose waarschijnlijk vaker gesteld gaan worden bij kinderen en volwassenen met dit syndroom. Dan zal ook pas duidelijk worden hoe vaak dit syndroom nu werkelijk voorkomt.

Bij wie komt het ARHGEF2 syndroom voor?
Het ARHGEF2 syndroom is al voorde geboorte aanwezig, maar vaak duurt het wel enige tijd voordat deze diagnose gesteld wordt. Meestal wordt tijdens het eerste of het tweede jaar duidelijk dat de ontwikkeling van kinderen met dit syndroom anders verloopt dan van andere kinderen.

Wat is de oorzaak van het ARHGEF2 syndroom?
Fout in het erfelijk materiaal
Het ARHGEF2 syndroom wordt veroorzaakt door een foutje op een stukje materiaal op het 1e-chromosoom. Om nog preciezer te zijn op het stukje van het 1e-chromosoom wat 1q22 wordt genoemd. De plaats van dit foutje wordt het ARHGEF2-gen genoemd.

Autosomaal recessief
De fout in het erfelijk materiaal van het ARHGEF2-gen is een zogenaamd autosomaal recessieve fout. Dit houdt in dat kinderen pas klachten krijgen wanneer beide chromosomen 1 op de plaats van het ARHGFE2-gen een fout bevatten.

Ouders drager
Bij een autosomaal recessieve aandoening zijn beide ouders vaak drager van een afwijkend gen. Ze hebben dus een gen met afwijking en een gen zonder afwijking. Omdat ze zelf ook een gen zonder afwijking hebben, hebben de ouders zelf geen klachten.
Wanneer beide ouders drager zijn, dan hebben zij 25 % kans om een kindje te krijgen met het ARHGEF2-syndroom

Afwijkend eiwit
Als gevolg van het foutje in het erfelijk materiaal wordt een bepaald eiwit met de ingewikkelde naam Rho Guanine Nucleotide Exchange factor 2(afgekort als ARHGEF2) niet goed aangemaakt. Dit eiwit speelt een belangrijke rol bij de aanleg van de hersenen tijdens het verblijf in de baarmoeder. Een tekort aan dit eiwit zorgt dat de ontwikkeling van de hersenstam en de kleine hersenen niet goed verloopt. Deze delen van de hersenen worden anders aangelegd, wat gevolgen heeft voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind.

Wat zijn de symptomen van het ARHGEF2-syndroom?
Variatie in ernst
Er bestaat een grote variatie in de hoeveelheid en de ernst van de symptomen die kinderen met het ARHGEF2-syndroom hebben.
Geen kind heeft alle onderstaande symptomen tegelijkertijd. Hieronder staat weer gegeven welke symptomen zouden kunnen voorkomen.

Lage spierspanning
Jonge kinderen met het ARHGEF2-syndroom hebben vaak een lage spierspanning waardoor ze slapper aanvoelen. Baby’s moeten goed vastgehouden en ondersteund worden wanneer ze worden opgetild. Gewrichtjes kunnen gemakkelijk overstrekt worden. Door de lagere spierspanning is het voor kinderen lastig om hun hoofd op te tillen. Ook hebben kinderen met dit syndroom vaak platvoetjes.

Problemen met drinken
Baby’s met het ARHGEF2-syndroom hebben vaker problemen met drinken. Zij pakken de borst of de speen niet goed vast en laten deze ook gemakkelijk weer los. Kinderen kunnen zich verslikken tijdens het drinken. Het kost vaak veel tijd om deze kinderen voeding te geven.

Ontwikkelingsachterstand
Kinderen met het ARHGEF2-syndroom ontwikkelen zich langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan later rollen, zitten en staan dan hun leeftijdsgenoten. De meeste kinderen zijn in staat om zelfstandig te leren lopen. Bij kinderen die lopen gaat het lopen gaat vaak houterig. Kinderen kunnen gemakkelijk vallen. Het kost kinderen met dit syndroom vaak meer tijd om vaardigheden zoals knippen en schrijven onder de knie te krijgen.

Problemen met het evenwicht
Een groot deel van de kinderen heeft ook last van evenwichtsproblemen waardoor zij gemakkelijker vallen. Om dit te voorkomen zetten kinderen hun voeten verder uit elkaar, waardoor zij minder snel vallen. Kinderen kunnen last hebben van trillen van de handen, vooral wanneer zij een voorwerp willen pakken. Daardoor wordt het bijvoorbeeld moeilijker om te schrijven, een kopje naar de mond te brengen of knoopjes dicht te maken.
Deze evenwichtsproblemen worden door dokters ataxie genoemd.

Taalontwikkeling
Ook het leren praten, verloopt bij kinderen met het ARHGEF2-syndroom vaak langzamer dan bij anderen kinderen. De eerste woordjes en zinnetjes komen op latere leeftijd dan bij leeftijdsgenoten. Voor een deel van de kinderen is het te moeilijk om te leren praten.
Kinderen met dit syndroom hebben ook vaak een lagere spierspanning in het gezicht, waardoor ze de woorden en zinnen minder duidelijk uitspraken en voor onbekende soms moeilijker verstaanbaar zijn.

Problemen met leren
Kinderen met het ARHGEF2-syndroom hebben allemaal problemen met leren. Deze problemen met leren kunnen variëren van mild tot ernstig.

Aandachts- en concentratieproblemen
Problemen met de aandacht- en concentratie komen vaak voor bij kinderen met dit syndroom. Vaak kunnen zijn kinderen snel afgeleid en vinden ze het moeilijk om lang stil te zitten en meteen een werkje bezig te zijn. Kinderen kunnen heel impulsief zijn, eerst doen en dan pas nadenken. Veel kinderen met het ARHGEF2-syndroom krijgen ook de diagnose AD(H)D.

Autistiforme kenmerken
Kinderen met het ARHGEF2-syndroom hebben vaker autistiforme kenmerken. Een deel van de kinderen is meer in zich zelf gekeerd en heeft niet zo’n behoefte aan contact met andere mensen. Het maken van oogcontact vinden kinderen vaak moeilijk.
Kinderen met autistiforme kenmerken houden vaak van een vaste voorspelbare structuur in de dag. Zij vinden het lastig wanneer hiervan wordt afgeweken. Ook onverwachte gebeurtenissen zijn moeilijk. Kinderen kunnen door onverwachte gebeurtenissen heel boos of juist heel verdrietig worden, omdat ze niet goed weten hoe ze hier mee om moeten gaan.
Ook hebben kinderen vaak voorkeur voor bepaald speelgoed of een bepaalde hobby waar ze zich heel lang mee kunnen vermaken.

Problemen met slapen
Slaapproblemen komen vaak voor bij kinderen met dit syndroom. Sommige kinderen hebben moeite met het inslapen. Een groot deel van de kinderen wordt ’s nachts regelmatig wakker en komt dan maar moeilijk weer in slaap. Ook zijn kinderen vaak vroeg in de ochtend wakker.

Uiterlijke kenmerken
Bij veel syndromen hebben kinderen vaak wat veranderde uiterlijke kenmerken. Hier hebben kinderen zelf geen last van, maar het kan de dokters helpen om te herkennen dat er sprake is van een syndroom en mogelijk ook van welk syndroom. Ook maakt dit vaak dat kinderen met hetzelfde syndroom vaak meer op elkaar lijken dan op hun eigen broertjes en zusjes, terwijl de kinderen toch niet familie van elkaar zijn.
Kinderen met het ARHGEF2-syndroom hebben vaak een wat kleinere hoofdomtrek. De wimpers zijn vaak lang. De ogen lopen in de richting van de oren een stukje omlaag. De oogleden kunnen een stukje naar beneden hangen. De afstand tussen de neus en de mond is vaak wat groter dan gebruikelijk. De bovenlip is dun. Het gehemelte kan hoog zijn. De tepels staan vaak wat verder uit elkaar dan gebruikelijk.

Hoofdgrootte
Kinderen met het ARHGEF2-syndroom hebben vaker een kleinere hoofdomtrek dan gemiddeld. Meestal zit de hoofdomtrek onder in de curve, zonder dat het hoofd daadwerkelijk te klein is. Wanneer het hoofd echt te klein is wordt gesproken van een microcefalie.

Problemen met zien
Scheelzien komt vaak voor bij kinderen met dit syndroom. Als gevolg van dit scheelzien kan gemakkelijk een lui oog ontstaan, een oog waarmee kinderen niet goed kunnen zien. De ogen kunnen fijne schokkende bewegingen maken, dit wordt een nystagmus genoemd. Hier hebben kinderen zelf geen last van. De oogzenuw en het netvlies kunnen onderontwikkeld zijn waardoor kinderen slechtziend zijn.

Kwijlen
Kinderen met het ARHGEF2-syndroom hebben gemakkelijk last van kwijlen. Dit komt door slapheid van de spieren in het gezicht en rondom de mond, waardoor het speeksel gemakkelijk uit de mond loopt.

Reflux
Kinderen met dit syndroom hebben vaak last van het terugstromen van voeding vanuit de maag naar de slokdarm. Dit wordt reflux genoemd. Omdat de maaginhoud zuur is, komt het zuur zo ook in de slokdarm, soms zelfs ook in de mond. Dit zuur kan zorgen voor pijnklachten, waardoor kinderen moeten huilen en soms ook niet willen eten. Ook kan het maken dat kinderen moeten spugen.
Door het zuur kan de slokdarm geïrriteerd en ontstoken raken. Wanneer dit niet tijdige ontdekt en behandeld wordt, kan dit zorgen voor het spuug met daarin bloedsliertjes.

Verstopping
Verstopping van de darmen komt vaak voor bij kinderen met het ARHGEF2-syndroom De ontlasting komt dan niet elke dag en is vaak hard waardoor kinderen moeite hebben met poepen.

Zindelijkheid
De meeste kinderen met dit syndroom worden op latere leeftijd zindelijk dan gebruikelijk.

Hoe wordt de diagnose ARHGEF2-syndroom gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal van een kind met een ontwikkelingsachterstand en enkele opvallende uiterlijke kenmerken kan vermoed worden dat er sprake is van een syndroom. Er zijn echter veel verschillende syndromen die allemaal voor deze symptomen kunnen zorgen. Wanneer dit syndroom voorkomt in de familie, dan zal het gemakkelijk zijn om de diagnose te stellen. Vaak zal aanvullend onderzoek nodig zijn om aan de diagnose ARHGEF2-syndroom te stellen.

Genetisch onderzoek
Wanneer aan de diagnose gedacht wordt omdat deze aandoening in de familie voorkomt, kan door middel van gericht genetisch onderzoek (DNA-onderzoek) op bloed naar het voorkomen van een foutje op het 1e-chromosoom in het ARHGEF2-gen. Soms wordt de diagnose gesteld door een onderzoek waarbij alle chromosomen in een keer worden bekeken (Array onderzoek), vaak wordt dan opgemerkt dat er een stukje van het 1e-chromosoom mist waarop het ARHGEF2-gen ligt.
Tegenwoordig zal steeds vaker door middel van een nieuwe genetische techniek (exome sequencing genoemd) deze diagnose gesteld gaan worden zonder dat er specifiek aan gedacht was of naar gezocht is.

MRI-scan
Bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand zal vaak een MRI-scan van de hersenen worden gemaakt om te kijken wat de oorzaak is van de ontwikkelingsachterstand. Op de MRI-scan bij kinderen met dit syndroom worden vaak gezien dat de hersenstam en de kleine hersenen kleiner van volume zijn dan gebruikelijk. Ook kan de hersenstam uit twee delen bestaan in plaats vanuit een deel, dit wordt een cleft pons of cleft medulla genoemd.

Hoe wordt het ARHGEF2-syndroom behandeld?
Geen genezing
Er is geen behandeling die het ARHGEF2-syndroom kan genezen. De behandeling is er op gericht kinderen zo goed mogelijk te stimuleren in hun ontwikkeling en te leren omgaan met de problemen die bij dit syndroom horen.

Fysiotherapie
Een fysiotherapeut kan ouders tips en adviezen geven hoe ze hun kindje zo goed mogelijk kunnen stimuleren om er voor te zorgen dat de ontwikkeling zo optimaal als mogelijk verloopt. Een fysiotherapeut kan ook adviseren over hulpmiddelen die bewegen gemakkelijker kunnen maken. Het trainen van de balans kan helpen om minder vaak te vallen.

Logopedie
De logopediste kan advies geven wanneer er problemen zijn met drinken, slikken of eten. Soms kan een speciale speen (special need speen) helpen om drinken gemakkelijker te maken. Een logopediste kan helpen om de spraakontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Praten kan ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken ook als ze geen woorden kunnen gebruiken.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. Ook kan de ergotherapeut advies geven over materialen die de ontwikkeling van een kind kunnen stimuleren.

Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, rolstoel, steunzolen of aangepaste schoenen.
Ook is het mogelijk via een revalidatie centrum naar een aangepaste peutergroep te gaan en daar ook therapie te krijgen en later op dezelfde manier onderwijs te gaan volgen.

School
De meeste kinderen met het ARHGEF2 syndroom hebben problemen met leren. Sommige kinderen kunnen naar regulier onderwijs, al dan niet met extra begeleiding. De meeste kinderen gaan naar speciaal onderwijs van cluster 2,3 of 4 omdat zij daar in kleinere klassen zitten en meer hulp en ook therapie kunnen krijgen.

Orthopedagoog
Een orthopedagoog kan ouders tips en adviezen geven hoe om gaan met problemen met de concentratie en de aandacht en met omgaan met emoties.

Kinder- en jeugdpsychiater
Een kinder- en jeugdpsychiater kan adviezen geven hoe kind en ouders het beste om kunnen gaan met ADHD. Soms kunnen medicijnen nodig zijn om er voor te zorgen dat kinderen voldoende aandacht en concentratie hebben om hun ontwikkeling voldoende vooruit te laten gaan. De kinder- en jeugdpsychiater behandeld ook kinderen met een autisme en ADHD.

Slaap
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig. Ook wordt het medicijn chloralhydrat wel gebruikt in geval van slaapproblemen.

Tandarts
Kinderen met het ARHGEF2- syndroom worden vaak extra gecontroleerd een speciale tandarts die zich gespecialiseerd hebben in de tandheelkundige zorg van kinderen met een ontwikkelingsachterstand omdat dit vaak speciale aanpak en extra tijd vraagt. De tandarts bekijkt of een fluor behandeling nodig is om gaatjes in de tanden en kiezen te voorkomen.

Kwijlen
Kwijlen kan verminderen door kinderen er bewust van te maken dat ze hun speeksel moeten doorslikken. Ook kunnen oefeningen waarbij geoefend wordt om de mond te sluiten helpen.
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Soms kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie nodig zijn om er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen. Per kind zullen de voor- en nadelen van elke behandeling moeten worden afgewogen.

Reflux
Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine, omeprazol of esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen. Dit wordt een Nissen-operatie genoemd.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen en zo veel als kan bewegen. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaatsje kan krijgen in het dagelijks leven. Het kost vaak tijd voor ouders om te verwerken dat de toekomstverwachtingen van hun kind er anders uit zien dan mogelijk verwacht is.

Contact met andere ouders
Door het plaatsen van een oproepje op het forum van deze site kunt u in contact proberen te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met het ARHGEF2-syndroom.

Wat betekent het hebben van het ARHGEF2-syndroom voor de toekomst?
Blijvende beperking
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand blijven vaak beperkingen houden in het dagelijks leven. De meeste jongeren zullen op volwassen leeftijd de hulp en ondersteuning van anderen nodig hebben voor dagelijkse begeleiding en ondersteuning.

Weinig bekend
Er is nog maar weinig bekend over volwassenen met het ARHGEF2-syndroom. 

Levensverwachting
Er is weinig bekend over de levensverwachting van kinderen en volwassenen met dit syndroom. Er zijn geen redenen om aan te nemen waarom de levensverwachting anders zal zijn dan kinderen zonder deze aandoening

Kinderen krijgen
Volwassenen met het ARHGEF2-syndroom kunnen kinderen krijgen. Een deel van de volwassenen heeft zelf een te grote beperking om kinderen op te kunnen voeden.
De kans dat kinderen van een volwassenen met het ARHGEF2-syndroom zelf het ARHGEF2-syndroom krijgen is heel klein. Dit kan alleen wanneer de partner drager is van een fout in het ARHGEF2-gen of wanneer de partner zelf het ARHGEF2-syndroom heeft. De kans hierop is erg klein.

Hebben broertjes en zusjes ook een verhoogde kans om ook het ARHGEF2-syndroom te krijgen?
Het ARHGEF2-syndroom is een erfelijke aandoening. Meestal blijken beide ouders drager te zijn van een foutje in het ARHGEF2-gen. Broertjes en zusjes hebben dan 25% kans om zelf ook het ARHGEF2syndroom te krijgen.
Een klinisch geneticus kan daar meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek
Wanneer bekend is welk foutje in een familie heeft gezorgd voor het ontstaan van ARHGEF2- syndroom,dan is het mogelijk om tijdens een zwangerschap prenatale diagnostiek te verrichten in de vorm van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.npdn.nl.

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Referenties

  1. Homozygous ARHGEF2 mutation causes intellectual disability and midbrain-hindbrain malformation. Ravindran E, Hu H, Yuzwa SA, Hernandez-Miranda LR, Kraemer N, Ninnemann O, Musante L, Boltshauser E, Schindler D, Hübner A, Reinecker HC, Ropers HH, Birchmeier C, Miller FD, Wienker TF, Hübner C, Kaindl AM. PLoS Genet. 2017;13:e1006746
  2. A de novo 1q22q23.1 Interstitial Microdeletion in a Girl with Intellectual Disability and Multiple Congenital Anomalies Including Congenital Heart Defect. Aleksiūnienė B, Preiksaitiene E, Morkūnienė A, Ambrozaitytė L, Utkus A. Cytogenet Genome Res. 2018;154:6-11

Laatst bijgewerkt 15 mei 2019

 

Auteur: JH Schieving

 

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.