Mononeuropathie
N. medianus
De nervus medianus raakt vaak bekneld ter hoogte van de pols in de zogenaamde carpale tunnel. Deze beknelling wordt het carpale tunnel syndroom genoemd.
Het carpaal tunnel syndroom is de meest voorkomende vorm van drukneuropathie.
N. ulnaris
Drukneuropathie van de nervus ulnaris ontstaat vaak in de elleboog of in de pols.
Uitval zorgt voor dys- en hypesthesie en spierzwakte in verzorgingsgebied van de nervus ulnaris.
N. radialis
Compressie van de nervus radialis vindt meestal plaats in de bovenarm. De meest voorkomende oorzaken zijn een breuk van de bovenarm (humerusfractuur) of lang liggen op de bovenarm.
De symptomen bestaat uit sensore, motore en autonomen uitvalsverschijnselen in verloop van de nervus ulnaris.
N. cuteaneus femoralis lateralis
Deze zenuw kan bekneld worden op de rand van het bekken door zwaar gewicht van de buik bij mensen die adipeus zijn of bij zwangeren. Er ontstaan alleen sensibele symptomen.
N. peroneus
De nervus peroneus raakt vaak bekneld ter hoogte van het fibula kopje in de knie.
Dunne vezelneuropathie
Dunne vezelf neuropathie is een polyneuropathie van de dun gemyeliniseerde en ongemyelinseerde vezels.
Dunne vezelf neuropathie zorgt met name voor sensibele en autonome symptomen.
De meest voorkomende onderliggende oorzaak is diabetes mellitus. Ook kan er sprake zijn van een verandering in het DNA van natriumkanalen in het dorsale ganglion (mutatie SCN9A, SCN10A of SCN11A-gen). Lang niet altijd kan de oorzaak achterhaald worden.
Een gewoon EMG kan een dunne vezelfneuropathie niet opsporen. Hiervoor is speciaal onderzoek nodig: een huidbiopt waarbij een verminderd aantal intradermale dunne vezels wordt gevonden is het meest bewijzend. Ook kan een temperatuurdrempelonderzoek behulpzaam zijn.
Indien mogelijk wordt de onderliggende oorzaak behandeld. Pijn kan behandeld worden met neuropatische pijnmedicatie: anti-epileptica of anti-depressiva. Indien dit onvoldoende effect heeft kan een behandeling met een morfine preparaat nodig zijn.
Demeyliniserende polyneuropathie
Guillain Barre syndroom
Het Guillain-Barre syndroom is een voorbeeld van een acute polyneuropathie. In Nederland krijgen jaarlijks tussen de 200-250 mensen deze aandoening.
Het Guillain-Barre syndroom is een auto-immuunaandoening.
Er bestaan twee types Guillain-Barre syndroom namelijk een demyeliniserend type en een axonaal type.
Inmiddels worden nog wat meer verschillende types Guillain-Barre syndroom onderscheiden.
Het Guillain-Barre syndroom geeft snel progressieve motore, sensibele en autonome symptomen.
De varianten Guillain-Barre syndroom kunnen andere symptomen geven.
De symptomen nemen in de loop van uren tot dagen snel toe. Daarna volgt een fase waarin de klachten niet toenemen, maar ook niet verbeteren. Dit wordt de plateau fase genoemd. Daarna gaan de symptomen verbeteren.
De diagnose Guillain-Barre syndroom kan worden vermoed op basis van de klinische symptomen. Verhoogd eiwit in de liquor zonder noemenswaardig verhoogd celgetal kan de diagnose ondersteunen. Een EMG kan aantonen of er sprake is van een demyeliniserende vorm of een axonale vorm. Het is belangrijk minstens een week te wachten met het verrichten van dit EMG, omdat anders afwijkingen gemist kunnen worden.
De behandeling van Guillain-Barre bestaat uit behandeling met immuunglobulines. Deze worden gegeven wanneer de patient niet meer in staat is om zelfstandig 10 meter te kunnen lopen. Het is belangrijk de autonome functies goed te controleren, een deel van de mensen moet hiervoor op de IC opgenomen worden. Een op de vier mensen met Guillain-Barre heeft tijdelijk ademhalingsondersteuning nodig.
Daarnaast moeten adequate pijnbehandeling gegeven woreden voor zenuwpijn. Belangrijk is om bijkomende problemen zoals trombose, een verslikpneumonie en contracturen te voorkomen.
Na de plateaufase volgt bij vrijwel iedereen een herstelfase. Het herstel is echter niet altijd volledig. Er kunnen restverschijnselen aanwezig blijven.
Het eerste EMG kan een aanwijzing geven over de kansen op herstel, een lagere som van actiepotentialen van 8 geteste motorneuroen, een hoger aantal afwezige F-golven en hoger aantal zenuwblokkades maakt de kans op langzamer herstel en het blijven van restverschijnselen groter.
Miller Fisher syndroom
Het Miller-Fisher syndroom is een variant van het Guillain-Barre syndroom die gekenmerkt wordt door ataxie en oogspierparesen.
CIDP
CIDP is een subacute polyneuropathie met excaerbaties en remissie. De aandoening komt vaak op middelbare leeftijd voor, vaker bij mannen dan bij vrouwen.
Bij CIDP zijn er vaak meer motore symptomen dan sensibele symptomen. Proximale spierzwakte komt vaak voor bij CIDP.
Er bestaan verschillende subtypes van CIDP.
CIDP is een auto-inflammatoire aandoening.
Bij de diagnostiek van CIDP speelt het EMG een belangrijke rol.
Ook andere aanvullende diagnostiek kan behulpzaam zijn.
CIDP is een behandelbare aandoening.
Multifocale motore neuropathie
Paraproteine gerelateerde polyneuropathie
Complex regionaal pijnsyndroom
Links en referenties
Links
www.spierziekten.nl
(Nederlandse vereniging voor mensen met een spierziekte)
Referenties
- Biemond cursus neuromusculaire aandoeningen 2021
Laatst bijgewerkt: 22 oktober 2023 voorheen: 17 december 2021 en 9 april 2016
Auteur: JH Schieving