A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektebeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

Neurologische woordenlijst

SMA type 2

 

Wat is SMA type 2?
SMA type 2 is een ernstige aangeboren aandoening waarbij de zenuwcellen in het ruggenmerg de spieren niet goed aan kunnen sturen, waardoor kinderen vanaf de dreumesleeftijd in toenemende mate last krijgen van krachtsverlies van meerdere spieren van het lichaam.

Hoe wordt SMA type 2 ook wel genoemd?
SMA type 2 wordt ook wel spinale spieratrofie type 2 genoemd. Spinale spieratrofie wordt ook wel afgekort met de letters SMA (naar de Engelse term Spinal Muscular Atrophy). De term spinaal verwijst naar het probleem van de zenuwcellen in het ruggenmerg, de term spieratrofie naar het steeds dunner worden van de spieren die verlamd zijn.

Dubowitz syndroom
SMA type 2 wordt ook wel Dubowitz syndroom genoemd, naar een arts die de aandoening SMA beschreven heeft.

Chronisch infantiele type
Ook wordt wel gesproken van het chronisch infantiele type van SMA. Het woord infantiel geeft aan dat de klachten al op de babyleeftijd ontstaan. Het woord chronisch geeft aan dat deze ziekte een langzaam beloop kent, in tegenstelling tot SMA type 1 waarbij in de loop van meerdere maanden toename van de klachten ontstaat. Type 1 wordt daarom ook wel het acuut infantiele type genoemd.

Verschillende types
SMA kan op verschillende leeftijd de eerste klachten geven. Aan de hand van de leeftijd waarop de eerste klachten ontstaan wordt SMA ingedeeld in verschillende types. Wanneer de eerste klachten voor de leeftijd van 6 maanden ontstaan wordt gesproken van SMA type 1.
Kinderen met SMA type 2 krijgen hun eerste klachten tussen de leeftijd van 6 en 18 maanden en kinderen met SMA type 3 na de leeftijd van 18 maanden. Wanneer de eerste klachten pas op volwassen leeftijd ontstaan wordt gesproken van SMA type 4.
Soms wordt ook gesproken van SMA type 0 wanneer kinderen direct na de geboorte al klachten hebben. Anderen rekenen SMA type 0 onder de vorm SMA type 1.
Hoe jonger de leeftijd waarop de eerste klachten ontstaan, hoe ernstiger de aandoening en hoe sneller het tempo van toename van klachten.

Indeling met behulp van aantal kopieen SMN2-gen
Omdat de diagnose SMA tegenwoordig meestal via de hielprik wordt gesteld, wordt er gebruik gemaakt van een andere indeling aan de hand van de hoeveelheid kopieen SMN2-gen die een kind heeft. Hoe meer SMN2-gen kopieen een kind heeft, hoe milder het ziektebeloop is en hoe later de klachten zullen ontstaan. Kinderen met 0-1 kopieen van het SMN2-gen zullen meestal al na de geboorte klachten hebben op moment dat de diagnose via de hielprikscreening wordt gesteld. Kinderen met 2-3 kopieen van het SMN2-gen zullen nog geen klachten hebben na de geboorte, waardoor onduidelijk is welk type SMA zij zouden gaan ontwikkelen, dit zou SMA type 1, type 2, maar ook type 3 kunnen zijn. Omdat er kort na de geboorte gestart kan worden met behandeling, zal niet duidelijk worden van welke type SMA er bij hen sprake zou zijn zonder behandeling.

Hoe vaak komt SMA type 2 voor bij kinderen?
SMA type 2 komt ongeveer bij één op de 20.000 kinderen in Nederland voor. Na SMA type 1 is SMA type 2 het meest voorkomende type SMA. In Nederland krijgen jaarlijks tussen de 15 en 20 kinderen de diagnose SMA waarvan 3-4 kinderen SMA type 2 hebben.

Bij wie komt SMA type 2 voor?
SMA type 2 is al voor de geboorte aanwezig. De eerste klachten van spierzwakte ontstaan tussen de leeftijd van 6 en 18 maanden en in elk geval voor de leeftijd van 2 jaar.  
Wanneer de eerste klachten voor de leeftijd van 6 maanden ontstaan, wordt gesproken van SMA type 1. Wanneer de eerste klachten ontstaan na de leeftijd van 18 maanden wordt gesproken van SMA type 3.
Anno 2023 zal meestal niet meer duidelijk zijn of er sprake is van type 1, 2 of 3, omdat de meeste kinderen via de hielprikscreening worden opgespoord, voordat ze klachten ontwikkelen. Er kan dan kort na de geboorte gestart worden met behandeling waarmee voorkomen kan worden dat er klachten ontstaan.
Zowel jongens als meisjes kunnen SMA type 2 krijgen.

Wat is de oorzaak van SMA type 2?
Fout in erfelijk materiaal
SMA type 2 wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal. Deze fout zit op het zogenaamde 5e chromosoom. De plaats van deze fout wordt het SMN1-gen genoemd. Kinderen met SMA type 2 missen dit SMN1-gen.

Autosomaal recessieve ziekte
SMA is een zogenaamde autosomaal recessieve ziekte. Dit houdt in dat kinderen pas klachten krijgen wanneer beide chromosomen 5 een foutje bevatten in het SMN2-gen.
Dit in tegenstelling tot een autosomaal dominante ziekte, bij deze ziektes is een fout op een van de twee chromosomen 5 al voldoende om klachten te krijgen.

Ouders drager
Vaak zijn beide ouders drager van een foutje in het SMN2-gen op chromosoom 5. Zij hebben zelf geen klachten omdat zij ook een chromosoom 5 zonder fout hebben.
Wanneer beide ouders het chromosoom 5 met de fout in het SMN2-gen aan hun kind geven, dan heeft dit kind twee chromosomen 5 met fout en zal dit kind SMA krijgen.

Tekort aan eiwit
Als gevolg van deze fout in het erfelijk materiaal ontstaat er een tekort aan een bepaald eiwit. Dit eiwit wordt het survival motor neuron 1-eiwit genoemd, afgekort als SMN-eiwit. Dit eiwit zorgt er voor dat de zogenaamde voorhoorncellen in het ruggenmerg goed kunnen blijven functioneren. Deze voorhoorncel is een zenuwcel die de spieren in het lichaam aanstuurt om te gaan bewegen.
Bij kinderen met SMA sterven deze voorhoorncellen geleidelijk aan af. Hierdoor kunnen de spieren niet meer goed aangestuurd worden en ontstaat in toenemende mate een verlamming van verschillende spieren in het lichaam.

SMN-eiwit
Het SMN-eiwit zorgt er voor dat bepaalde onderdelen van de cel, ribosoom genoemd, goed kunnen werken. In de ribosomen worden met behulp van mRNA eiwitten gemaakt die belangrijk zijn voor een goede werking van de cel. Wanneer er een tekort aan SMN-eiwit is, zijn de cellen niet goed in staat om eiwitten aan te maken. Hierdoor kunnen de cellen niet goed hun werk doen en kunnen de cellen afsterven. Het blijkt dat vooral de voorhoorncellen in het lichaam gevoelig zijn voor het ontbreken van het SMN-eiwit.
Het SMN-eiwit is vooral belangrijk tijdens de ontwikkeling van het lichaam wanneer het embryo nog bij de moeder in de buik zit. In deze zogenaamde embryonale fase is de waarde van het SMN-eiwit heel hoog. Na de geboorte daalt de hoeveelheid SMN-eiwit in het lichaam.

SMN2-gen
Mensen blijken een reserve kopie te hebben van het SMN2-gen. Deze reserve kopie ligt ook op chromosoom 5. Dit stukje erfelijk materiaal kan ook gebruikt worden om SMN-eiwit te maken. Dit SMN2-gen blijkt minder goed in staat te zijn om SMN-eiwit te maken dan het SMN1-gen. Vaak wordt een bepaald gedeelte van het gen (zogenaamd exon 7) niet goed afgelezen waardoor er een tekort en niet goed werkend SMN-eiwit ontstaat. Bij gezonde mensen wordt ongeveer 10% van het SMN-eiwit gemaakt door het SMN2-gen, de rest wordt gemaakt door het SMN1-gen.

Extra kopieën SMN2-gen
Kinderen met SMA type 2 hebben extra kopieën van het SMN2-gen. Vaak hebben zij 3 of soms wel 4 kopieën van het SMN2-gen. Extra kopieën van het SMN2-gen zorgen er voor dat er meer SMN-eiwit aangemaakt kan worden. Dit zorgt voor een milde beloop van de ziekte.
Kinderen met SMA type 1 hebben meestal geen extra kopieën en alleen de twee gebruikelijke SMN2-genen. Kinderen met SMA type 3 of volwassenen met SMA type 4 blijken nog meer kopieën te hebben dan kinderen met SMA type 2, waardoor het ziektebeloop vaak milder verloopt.

Wat zijn de verschijnselen van SMA type 2?
Variatie
Niet alle kinderen met SMA type 2 hebben dezelfde klachten. De ernst van de ziekte kan variëren per kind.

Normale ontwikkeling
Tijdens de eerste levensmaanden maken kinderen met SMA type II een normale ontwikkeling door. Ze gaan op normale tijd lachen, geluidjes maken, trappelen met de armen en benen en omrollen. De meeste kinderen leren ook nog los te zitten.

Stilstand en achteruitgang van de ontwikkeling
Tussen de leeftijd van een half en anderhalf jaar worden de eerste symptomen van SMA type II duidelijk. In het begin leren kinderen met SMA type II geen nieuwe vaardigheden meer aan. Enige tijd later verleren zij ook vaardigheden zie zij voorheen al wel beheersten. Zo kunnen ze dan bijvoorbeeld niet meer goed los zitten, terwijl ze dat in een eerder stadium wel konden. Kinderen met SMA type II zijn bijna nooit in staat om zelfstandig zonder steun te staan en zonder steun te lopen. Voor verplaatsen zullen kinderen meestal een rolstoel nodig hebben.

Zwakke spieren
Kinderen met SMA type II krijgen geleidelijk aan steeds minder kracht in hun spieren. De kracht in de benen is vaak meer afgenomen dan de kracht in de armen. Ook is de kracht in de bovenbenen en bovenarmen meer afgenomen dan in de onderbenen en onderarmen. De spierkracht gaat geleidelijk aan verder achteruit in de loop van jaren. Kinderen met SMA gaan steeds slapper aan voelen.

Dunne spieren
De spieren van kinderen met SMA type II worden geleidelijk aan dunner. Dit dunner worden van de spieren wordt atrofie genoemd. Dit is meestal niet goed te zien omdat baby’s relatief veel vet hebben aan hun armen en benen. Bij oudere kinderen is dit wel duidelijk zichtbaar.
De kuitspieren kunnen relatief dik zijn in vergelijking met de andere spieren.

Vergroeiing van de gewrichten
Omdat kinderen met SMA type II de spieren weinig kunnen bewegen, worden ook de gewrichten weinig bewogen. Hierdoor kunnen de gewrichten gedeeltelijk vast gaan groeien, waardoor ze niet meer goed bewogen kunnen worden. De knieën, de voeten, de ellebogen en de vingers zijn de meest kwetsbare gewrichten waar vergroeiingen in kunnen ontstaan. Een andere naam voor deze vergroeiingen zijn contracturen.

Scoliose
Bij kinderen met SMA type 2 kan in toenemende mate een zijwaartse verkromming van de wervelkolom ontstaan. Zo’n zijwaartse verkromming wordt een scoliose genoemd. De scoliose kan zorgen voor problemen met zitten en problemen met ademhalen.
Deze verkromming neemt vaak snel toe wanneer kinderen permanent in een rolstoel komen te zitten.

Trillen van de tong
Kenmerken voor SMA type II zijn fijne trillingen aan de tong. Deze zijn niet altijd goed te zien. Deze trillingen komen ook voor in de spieren van de armen en benen, maar zijn door het babyvetlaagje niet goed te zien bij jonge kinderen, wel bij wat oudere kinderen. Vaak zijn deze trillingen wel zichtbaar aan de vingers. Dit wordt een polyminimyoclonus genoemd.

Gevoel
Kinderen met SMA type II hebben een normaal gevoel in hun armen, benen en rest van het lichaam.

Intelligentie
Kinderen met SMA type II hebben een normale intelligentie of zelfs gemiddeld een hogere intelligentie vergeleken met kinderen zonder SMA.

Spraaktaalontwikkeling
Kinderen met SMA type II maken normaal geluidjes en kunnen normaal leren praten. Kost het kinderen met SMA type II meer moeite om te kunnen praten. Kinderen kunnen vooral wanneer ze vermoeid zijn, minder goed verstaanbaar zijn.

Problemen met slikken
Kinderen met SMA type II krijgen in de loop van de tijd steeds meer problemen met zelfstandig drinken en eten en met het wegslikken hiervan. Meestal hebben ze hier onvoldoende kracht voor. Het openen van de mond gaat vaak moeilijk. Er bestaat dan gevaar op verslikken tijdens het eten. Vaak is het op een bepaald moment nodig om kinderen te voeden door middel van sondevoeding, zodat kinderen wel voldoende voeding binnen krijgen.

Reflux
Kinderen met SMA type II zijn gevoeliger om last te krijgen van terugstromen van voeding van de maag naar de slokdarm. Dit wordt reflux genoemd. Reflux kan de slokdarm irriteren en kan maken dat het kind veel moet spugen na de voedingen.

Kwijlen
Kinderen met SMA type 2 hebben gemakkelijk last van kwijlen. Het speeksel loopt uit de mond omdat kinderen het speeksel niet goed weg kunnen slikken en de weg van de mond dan de gemakkelijkste weg is. Ook staat de mond vaak een beetje open bij kinderen met SMA type 2. Speeksel op de huid kan zorgen voor smetplekken.

Verstopping van de darmen
Kinderen met SMA type II zijn gevoelig voor het ontstaan van verstopping in de darmen. De ontlasting komt dan niet elke dag waardoor de ontlasting hard kan worden. Het is voor kinderen moeilijk om die harde ontlasting kwijt te raken.

Ademhalingsproblemen
Kinderen met SMA type II kunnen geleidelijk aan ook problemen krijgen met ademhalen wanneer de spierzwakte toe aan het nemen is. Soms gebeurt dit al op kinderleeftijd, vaak pas op volwassen leeftijd. In het begin geeft dit vaak klachten van hoofdpijn en vermoeid vroeg in de ochtend. Als gevolg van een licht zuurstoftekort en een te veel aan koolzuur slapen jongeren onrustig, dromen ze naar en worden ze wakker met hoofdpijnklachten. Geleidelijk aan kunnen ook benauwdheidsklachten overdag ontstaan.

Infecties
Kinderen met SMA type II zijn kwetsbaar om infecties van vooral de luchtwegen de longen te krijgen. Vaak draagt de scoliose hier aan bij.

Problemen met slapen
Kinderen met SMA type 2 hebben vaker problemen met slapen. Kinderen slapen licht en worden gemakkelijk wakker in de nacht. Het lukt dan niet altijd om weer opnieuw te kunnen gaan slapen.

Vermoeidheid
Inspanning kost kinderen met SMA veel energie. Dit maakt dat kinderen met SMA type 2 snel vermoeid zijn.

Hoe wordt de diagnose SMA type 2 gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal en de bevindingen bij het lichamelijk onderzoek kan de diagnose SMA type 2 al worden vermoed. Er zijn echter ook andere aandoeningen die soortgelijke klachten kunnen geven. Er zal aanvullend onderzoek nodig zijn om de diagnose definitief te stellen.

Hielprik
In 2019 is besloten om screening naar SMA op te nemen in de landelijke hielprik screening. Per 1 juni 2022 is SMA in Nederland in de hielprik zijn opgenomen. Dit omdat er nu behandel mogelijkheden zijn, die het grootste effect hebben bij kinderen die nog geen klachten hebben ontwikkeld. Door middel van de hielprikscreening wordt SMA anno 2022 bij 98-99% van de kinderen met SMA opgespoord. Het is belangrijk om te beseffen dat bij 1-2% van de kinderen met SMA de hielprikscreening niet aangeeft dat er sprake is van SMA.

Genetisch onderzoek
Door middel van bloedonderzoek kan het foutje in het DNA van het 5e chromosoom worden aangetoond bij de meeste kinderen met SMA type 2. Hiermee kan de diagnose bevestigd zijn. Ander onderzoek zal dan niet nodig zijn.

Spierecho
Door middel van spierecho onderzoek kan gezien worden dat de spieren kleiner zijn van volume dan gebruikelijk. Ook kunnen de spierschokjes (fasciculaties) op een spierecho zichtbaar zijn. Het vinden van deze fasciculaties pleit heel sterk voor de aandoening SMA.

Spierzenuwonderzoek
Wanneer er getwijfeld wordt of er sprake is van SMA type 2 of van een aandoening van de zenuwen kan een spierzenuwonderzoek (EMG) worden uitgevoerd. Bij kinderen met SMA type 2 worden specifieke afwijkingen aan de zenuwen en aan de spieren die passen bij een aandoening van de motore voorhoorncel.

Spierbiopt
Wanneer bovenstaande onderzoeken niet hebben geleid tot de diagnose wordt soms een spierbiopt gedaan. Met het spierbiopt wordt een klein stukje spierweefsel verkregen wat onder de microscoop kan worden bekeken. Zo kan gekeken worden hoe de spier eruit ziet. Ook kan gekeken worden of bepaalde stofjes in de spier ontbreken. Bij kinderen met SMA type 2 is te zien dat de spiervezels allemaal een verschillende grootte hebben.

Foto van de botten
Door middel van een foto van de botten kan worden gekeken of er sprake is van een verkromming van de wervelkolom.

Polysomnografie
Bij kinderen die ’s nachts veel snurken of telkens kortdurend stoppen met ademhalen (apneus)  wordt vaak een polysomnografie (PSG) verricht. Dit is een onderzoek waarbij gedurende slaap allerlei metingen worden verrichten qua ademhaling, hartslag, bloeddruk, zuurstofgehalte in het bloed, bewegingen van de borstkas en de buikwand en de activiteit van de hersenen. Op die manier kan gekeken worden waarom kinderen ’s nachts tijdelijk stoppen met ademhalen en of di nadelige gevolgen heeft voor het zuurstofgehalte in het bloed.

Hoe wordt SMA type 2 behandeld?
Geen genezing
Er bestaat geen behandeling die SMA type 2 kan genezen. De behandeling is er op gericht om zo min mogelijk last te hebben van de symptomen en zo goed mogelijk te kunnen omgaan met de symptomen.

Nieuw behandeltijdperk na invoeren hielprikscreening
Sinds 2022 wordt de diagnose SMA vaak gesteld bij pasgeboren kinderen door middel van de hielprik. Een groot deel van de kinderen heeft op dat moment nog geen klachten van SMA en dus ook nog niet duidelijk is welk type SMA zij zullen gaan krijgen. Een klein deel van de kinderen (kinderen met 0 of 1 kopie van het SMN2-gen) heeft al wel klachten. Door middel van deze vroege opsporing kan al vroeg gestart worden met behandeling bij kinderen die 2 of 3 kopieen van het SMN2-gen hebben. Anno 2023 bestaan er drie behandel mogelijkheden voor kinderen met 2 of 3 kopieen van het SMN2-gen waar ouders samen met de behandelaren in het UMC in Utrecht. voor kunnen kiezen: een behandeling met gentherapie via een eenmalig infuus (onasemnogeen abeparvocev (zolgensma(r)), een behandeling met mRNA therapie via herhaalde injecties door middel van een ruggenprik nursinersen (Spinraza (r)) of een behandeling met mRNA therapie via een drankje dat dagelijks ingenomen moet worden vanaf de leeftijd van 2 maanden (risdiplam, evrysi(r)). Kinderen met 4 kopieen van het SMN2-gen komen anno 2023 alleen in aanmerking voor de behandeling met risdiplam vanaf de leeftijd van 2 maanden. Dit omdat kinderen met 4 kopieen SMN2-gen vaak een veel milder ziektebeloop hebben en pas op latere leeftijd klachten gaan krijgen.
Deze behandelingen zijn vooral effectief wanneer kinderen nog geen klachten hebben op moment dat de diagnose SMA wordt gesteld. Een groot deel van de kinderen die geen klachten hebben op moment van stellen van de diagnose en die 2 of 3 kopieen SMN2-gen hebben, is in staat om te leren zitten en lopen. Wanneer kinderen al wel klachten hebben op moment dat de behandeling gestart wordt, dan is er nog steeds een kans dat kinderen zelf leren zitten en kan ook nog een deel van de kinderen los leren lopen (vooral kinderen met 3 kopieenvan het SMN2-gen), maar houden deze kinderen vaak wel problemen met kauwen en slikken, waarvoor ze sondevoeding nodig hebben en problemen met ademhalen vooral in de nacht waarvoor ze ademhalingsondersteuning nodig hebben. Wat het effect van deze behandelingen op de lange termijn is, is anno 2023 nog niet bekend, omdat deze behandelingen nog maar sinds korte tijd gegeven worden. Wanneer kinderen al veel klachten hebben direct na de geboorte wanneer de diagnose SMA wordt gesteld, dan zijn deze nieuwe behandelingen onvoldoende effectief om kinderen ontwikkelmogelijkheden te geven, daarom mogen deze nieuwe behandelingen niet opgestart worden bij kinderen met 0 of 1 kopie van het SMN2-gen. Voor hen zal de behandeling zijn, zoals voor het tijdperk van deze nieuwe behandelingen en en gericht zijn op zo veel mogelijk kwaliteit van leven.

Zolgensma
Sinds 2021 is het mogelijk om kinderen met SMA die opgespoord worden via de hielprikscreening te behandeling door middel van gentherapie met het medicijn onasemnogeen abeparvocev (zolgensma(r)). Het gaat om het medicijn waarbij door middel van een virus (Aav9) wordt gezorgd dat kinderen weer een werkzaam SMN1-gen in de cellen krijgen. Deze behandeling wordt gegeven via een eenmalig infuus. Het virus zorgt er voor dat er weer SMN1-gen in de kern van de voorhoorncellen beschikbaar komt, zonder dat dit SMN1-gen in het DNA wordt ingebouwd. Op deze manier kan het lichaam meteen weer SMN-eiwit gaan aanmaken. Het is anno 2023 mogelijk deze behandeling te geven aan kinderen die maximaal 15-20 kg wegen. Deze behandeling heeft ook risico's en bijwerkingen, bij een deel van de kinderen ontstaat schade aan de lever als gevolg van deze behandeling, soms ontstaat ook schade aan het beenmerg.
Deze behandeling heeft het meest effect wanneer het wordt gegeven wanneer kinderen nog geen klachten hebben als gevolg van SMA. Wanneer kinderen al wel klachten hebben als gevolg van SMA, dan is het beste dat deze behandeling gegeven wordt voor de leeftijd van 5 jaar. Na de leeftijd van 5 jaar is de behandeling maar weinig effectief. De behandeling heeft bij kinderen die al klachten hebben van SMA wanneer deze behandeling gestart wordt, vooral effect op de mogelijkheid om te kunnen zitten en lopen. Veel kinderen houden echter problemen met kauwen en slikken en ademhalen vooral in de nacht, waarvoor zij behandeling nodig blijven houden. Dit lijkt tot nu toe niet te gelden voor kinderen die nog geen klachten hebben als gestart wordt met deze behandeling. Wat het effect van deze behandeling op lange termijn zal zijn, zal pas over meerdere jaren bekend zijn.

Nursinersen
Sinds 2017 is het mogelijk om kinderen met SMA te behandelen met een medicijn wat nursinersen wordt genoemd. Nursinersen moet in het eerste levensjaar 6 keer worden toegediend door middel van een ruggenprik, daarna waarschijnlijk levenslang 3 keer per jaar.
Het is een intensieve behandeling waarbij het doel is om de toename van ziektesymptomen bij kinderen met SMA te vertragen. Hoe sneller na de diagnose gestart wordt met de behandeling, hoe beter dit is. Nursinersen kan helpen om het tempo van ontstaan van nieuwe klachten te vertragen, maar zal klachten die er al zijn niet weg kunnen nemen. Wanneer kinderen al veel klachten hebben als gevolg van SMA dan is het de vraag of deze zware behandeling te verantwoorden is ten opzichte van het kind.
Nursinersen zorgt er voor dat het SMN2-gen beter wordt afgelezen, waardoor meer goed werkend SMN-eiwit wordt aangemaakt. Er wordt voor gezorgd dat het exon 7 wel in het mRNA terecht komt, waardoor er SMN-eiwit wordt aangemaakt.
Per kind zullen ouders en behandelaars de voors en tegens van deze behandeling op een rijtje moeten zetten en een keuze moeten maken of deze behandeling geschikt en haalbaar is voor dit kind. Momenteel (in 2021) worden de kosten van deze behandeling in Nederland via de basisverzekering vergoed voor kinderen die SMA hebben waarbij kinderen voor de leeftijd van 9,5 jaar en is er een voorlopig toekenning dat kinderen die na de leeftijd van 9,5 jaar ook behandeld mogen worden met dit medicijn.
Ouders geven aan dat kinderen na behandeling meer energie hebben, dat de kinderen minder vaak hoeven worden opgenomen met luchtweginfecties, meer geluid kunnen maken met hun stem waardoor zij zich beter verstaanbaar kunnen maken en een betere armfunctie hebben. De verbetering valt met name in de eerste 12-18 maanden na de behandeling op. Ook verbetert de levensduur met behulp van deze behandeling.

Risdiplam
Sinds 2023 is het mogelijk kinderen met SMA te behandelen met een ander medicijn: risdiplam door middel van een drankje dat dagelijks ingenomen moet worden. Deze behandeling kan pas opgestart worden na de leeftijd van 2 maanden. Risdiplam stimuleert net als nursinersen de aanmaak van SMN2-eiwit. Voordeel van risdiplam is dat het niet via een ruggenprik hoeft te worden toegediend, maar in de vorm van een drankje.

Kwaliteit van leven
Centraal in de behandeling van kinderen met deze aandoening staat het behouden van zo veel mogelijk kwaliteit van leven. Helaas nemen de klachten als gevolg van het hebben van deze aandoening geleidelijk aan toe en zullen kinderen steeds een beetje moeten inleveren. Dat is heel moeilijk vooral voor de ouders en de andere kinderen in het gezin, vaak nog meer dan voor het kind zelf. Het is goed als ouders samen met hun andere kinderen en familie al in een vroeg stadium nadenken op wat voor manier zij hun kindje met deze aandoening willen begeleiden. Een maatschappelijk werkende, een psycholoog en verpleegkundigen van de kinderthuiszorg kunnen ouders hierbij helpen.

In beweging blijven
Het is voor kinderen met SMA type 2 van belang om zo veel mogelijk in beweging te blijven. Een fysiotherapeut kan adviezen geven op welke manieren dit kan. Zwemmen is heel goed voor kinderen met SMA type 2

Nursinersen
Sinds 2018 is het mogelijk om kinderen met SMA type 2 te behandelen met een medicijn wat nursinersen wordt genoemd. Deze behandeling wordt in Nederland gegeven via het UMC in Utrecht. Nursinersen moet in het eerste levensjaar 6 keer worden toegediend door middel van een ruggenprik, daarna waarschijnlijk levenslang 3 keer per jaar.
Het is een intensieve behandeling waarbij het doel is om de snelheid van toename van klachten af te remmen. Hoe sneller na de diagnose gestart wordt met de behandeling, hoe beter dit is. Nursinersen kan helpen om het tempo van ontstaan van nieuwe klachten te vertragen, maar zal klachten die er al zijn niet weg kunnen nemen. Wanneer kinderen al veel klachten hebben als gevolg van SMA dan is het de vraag of deze zware behandeling te verantwoorden is ten opzichte van het kind.
Nursinersen zorgt er voor dat het SMN2-gen beter wordt afgelezen, waardoor meer goed werkend SMN-eiwit wordt aangemaakt.
Per kind zullen ouders en behandelaars de voors en tegens van deze behandeling op een rijtje moeten zetten en een keuze moeten maken of deze behandeling geschikt en haalbaar is voor dit kind. Dde kosten van deze behandeling in Nederland vergoed voor kinderen die SMA type 2 hebben.

Fysiotherapie
De fysiotherapeut kan adviezen en oefeningen geven hoe de spieren in een zo goed mogelijke conditie gehouden kunnen worden. Het vastgroeien van gewrichten moet zo veel als kan worden voorkomen door de armen en benen regelmatig te bewegen. De fysiotherapeut probeert door middel van oefeningen kinderen zo veel mogelijk bewegingen te kunnen laten maken.
Ook geeft de fysiotherapeut adviezen en tips hoe het kind zo goed mogelijk kunnen zitten in de rolstoel of in bed.
Daarnaast kan de fysiotherapeut helpen om vastzittend slijm op te kunnen hoesten of kwijt te kunnen raken.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Indikken van drinken kan soms ook helpen om verslikken in drinken te voorkomen, soms werkt het ook juist averechts. Ook is de houding waarin kinderen eten en drinken belangrijk om verslikken zo veel mogelijk te voorkomen.
De logopediste kan adviezen hoe kinderen zo duidelijk mogelijk kunnen praten. Praten kan ondersteund worden door middel van gebaren. Kinderen kunnen baat hebben bij een spraakcomputer.

Vermijden overgewicht
Het is van belang dat kinderen met SMA type 2 niet te zwaar gaan worden om de zwakker spieren niet onnodig te belasten. Daarnaast is een goede volwaardige voeding wel van belang. Een diëtiste kan helpen bij het opstellen van volwaardige voedingen en helpen bij het voorkomen van overgewicht.

Diëtiste
Een diëtiste kan berekenen hoeveel voedingsstoffen en calorieën een kind per dag nodig heeft om voldoende te groeien. Een vezelrijke en vochtrijke voeding is nodig om verstopping van de darm te voorkomen. Soms geeft de diëtiste aanvullende calorierijke drankjes. De diëtiste kan ook adviezen geven over de hoeveelheid en het type sondevoeding wat wordt gegeven.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. Ook kan de ergotherapeut advies geven over materialen waarmee het kind kan spelen. Een ergotherapeut geeft vaak ook advies over de juiste rolstoel, een aangepast bed, een zitstoel in huis zodat kinderen goed ondersteund kunnen zitten.



Revalidatiearts
De revalidatiearts coördineert de verschillende therapievormen en kan adviezen geven over diverse hulpmiddelen zoals spalken, een rolstoel of een zitvoorziening die het leven van een kind met SMA type 2 gemakkelijker kunnen maken.

School
Kinderen met SMA type 2 hebben een normale of zelfs boven gemiddelde intelligentie en kunnen daarom normaal onderwijs volgen. Vanwege de lichamelijke beperkingen is het niet altijd mogelijk ook regulier basisonderwijs te volgen. Een groot deel van de kinderen met SMA type 2 gaat naar een cluster 3 school: een mytylschool. Op deze school kunnen kinderen extra hulp en ook therapie krijgen.

Problemen met slapen
Een vast ritueel voor het slapen gaan en een vaste ritme van slapen en opstaan, helpt kinderen om zo goed mogelijk te kunnen slapen. Rustige muziek of een voetmassage kan kinderen helpen om gemakkelijker in slaap te vallen. Met behulp van een voedingskussen of een speciaal matrasje van traagschuim kunnen kinderen goed ondersteund in bed neergelegd worden.
Wanneer inslapen erg moeilijk is kan het medicijn melatonine helpen om het inslapen beter te laten verlopen. Ook kan dit zorgen voor een algeheel beter slaappatroon gedurende de hele nacht. Er bestaat inmiddels ook een langwerkende vorm van melatonine die meerwaarde kan hebben wanneer kinderen in de nacht meerdere malen wakker worden.
Wanneer apneus in de nacht de oorzaak zijn van slaapproblemen kan eerst gekeken worden of het helpt om de keelamandelen te verwijderen. Wanneer dit onvoldoende effect heeft kan een positieve druk via een kapje gedurende de nacht (CPAP of BiPAP) helpen om minder last te hebben van apneus en beter te slapen.

Sondevoeding
Op een gegeven moment zullen kinderen met SMA type 2 niet meer in staat zijn om zelfstandig te eten en te drinken. Daarom is het vaak nodig om kinderen voeding via een sonde te gaan geven, zodat kinderen wel voldoende voeding binnen krijgen om zich goed te voelen. In eerste instantie wordt vaak gekozen voor een neusmaagsonde: de sonde loopt via de neus en de keel naar de maag toe. Wanneer langere tijd een sonde nodig is, kan er voor gekozen worden om door middel van een kleine operatie een sonde via de buikwand rechtstreeks in de maag aan te brengen. Zo’n sonde wordt een PEG-sonde genoemd. Later kan deze vervangen worden door een zogenaamde mickeybutton. Deze operatie kan alleen uitgevoerd worden als kinderen nog in een redelijke lichamelijke conditie zijn.

Reflux
Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine, omeprazol of esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen. Dit wordt een Nissen-operatie genoemd.

Kwijlen
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Soms kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie nodig zijn om er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen. Per kind zullen de voor- en nadelen van elke behandeling moeten worden afgewogen.

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Het is ook belangrijk om te zorgen dat de voeding voldoende vocht en vezels bevat. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.

Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).

Vastzittend slijm
Kinderen met SMA type 2 krijgen geleidelijk aan steeds meer moeite om slijm uit hun luchtpijp omhoog te hoesten. Dit slijm kan hinderen bij het ademhalen. En fysiotherapeut kan helpen om dit slijm door middel van klopbewegingen op de borstkas los te maken, zodat kinderen dit kunnen ophoesten. Het inademen van lucht met extra zout uit een vernevelapparaatje kan helpen om het slijm minder taai te maken, zodat kinderen het gemakkelijker kwijt kunnen raken.
Het kan ook nodig zijn om slijm weg te zuigen met een zuigapparaatje. Nadeel van wegzuigen is dat dit ook de aanmaak van nieuw slijm stimuleert.
Er bestaat een mogelijkheid om kinderen een buisje in de hals te geven waardoor slijm gemakkelijker weggezogen kan worden. Zo’n buisje wordt een tracheostoma genoemd. Door middel van een operatie kan dit buisje worden geplaatst. Dit is een ingrijpende behandeling voor het kind. Ouders en behandelteam zullen aan de hand van het beloop van de ziekte en de conditie van het kind samen moeten besluiten of deze ingrijpende behandeling te verantwoorden is ten opzichte van het kind.

Beademing
Kinderen met SMA type 2 krijgen in toenemende mate problemen met ademhalen. Deze problemen kunnen tijdelijk verholpen worden door middel van ondersteuning door een beademingsmachine. Er bestaan twee soorten beademing: zogenaamd non-invasieve beademing via een kapje op de mond en neus of invasieve beademing die op een tracheostoma wordt aangesloten. Voor een deel van de kinderen is het voldoende als ze gedurende de nacht ondersteund worden met beademing. Voor een ander deel van de kinderen is het op een gegeven moment ook nodig om overdag het kind te ondersteunen met beademing. Kinderen en hun ouders moeten samen beslissen of dit een behandeling waar zij ook voor willen kiezen. Dit zijn namelijk intensieve behandelingen. Voordeel tegenwoordig is wel, dat deze behandeling thuis gegeven kan worden. Dit zijn hele moeilijke behandelkeuzes die kind en ouders samen met het behandelteam zullen moeten maken. Het is goed om hier al in een vroeg stadium van de ziekte over na te denken en over te praten.

Scoliose
Toename van zijwaartse verkromming van de wervelkolom (scoliose) kan ook zorgen voor problemen met zitten en met ademhalen. Het is mogelijk om toename van scoliose tegen te gaan door middel van een corset. In ernstige gevallen zal een operatie nodig zijn. Deze behandelingen worden gegeven voor een orthopeed. Ook hiervoor geldt dat ouders, de orthopeed en het behandelteam samen moeten afwegen of deze ingrijpende behandelingen te verantwoorden zijn ten opzichte van het kind.

Onderzoek
Er wordt door middel van onderzoek gezocht naar andere behandelingen die de kwaliteit van leven van een kind met SMA kunnen verbeteren. Gentherapie via een infuus kan nu alleen nog maar toegepast worden bij kinderen die minder wegen dan 15-20 kg. Er wordt nu onderzoek gedaan of het mogelijk is deze gentherapie door middel van een ruggenprik toe te dienen aan kinderen die meer wegen dan 15-20 kg.
Ook loopt er een onderzoek met het medicijn anti-myostatine inhibitor om hiermee te zorgen voor meer spierkracht in de spieren. Daarnaast loopt er een onderzoek naar het effect van pyridostigmine op de spierkracht van kinderen met SMA (SPACE-trial).

Hoe vertel ik mijn kind over zijn of haar aandoening
Ouders kunnen het lastig vinden hoe en wanneer ze met hun kind over de aandoening van het kind moeten en kunnen praten. In deze informatiefolder vindt u tips die u hierbij kunnen helpen om dit gesprek te doen op de manier die bij uw kind en uw gezin past.

Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.

Tijd voor samenzijn
De zorg voor een kindje met SMA type 2 zal veel vragen van ouders. Ouders zullen veel tijd kwijt zijn met verzorging van hun kind of zelfs met medische handelingen zoals het geven van medicijnen of sondevoeding. Het is ook heel belangrijk om er ook voor te waken dat er tijd blijft voor samen zijn als gezin of even als ouders onder elkaar en te zoeken naar manieren van samen zijn waar iedereen plezier aan beleefd.
Hulp vragen aan anderen (bekenden of onbekenden) is voor veel ouders lastig, maar het is wel belangrijk om in een vroeg stadium na te denken over het vragen en organiseren van hulp. Dit om te voorkomen dat ouders de hele dag bezig zijn met zorgen en er geen tijd meer over is over fijne momenten samen met het kind met SMA type 2, de andere kinderen in het gezin en de ouders onderling.

Thuiszorg
De zorg voor kinderen met SMA type 2 zal steeds meer gaan vragen van ouders en andere familieleden omdat kinderen steeds minder zelf zullen kunnen. De thuiszorg kan ouders helpen bij het uitvoeren van deze zorg. Het helpt vaak om in een vroeg stadium van de ziekte al contact te hebben met de thuiszorg zodat deze een team van mensen kunnen vormen die de hulp in de toekomst kunnen gaan bieden. Er bestaat gespecialiseerde kinderthuiszorg met kinderverpleegkundigen die ervaring hebben met de zorg voor ernstig zieke kinderen.

Kindercomfortteam
In Nederland zijn in de academische ziekenhuizen speciale kindercomfortteams. Dit zijn teams bestaande uit meerdere hulpverleners (verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers, maatschappelijk werkenden, psychologen, geestelijke verzorgging, artsen) die ervaring hebben met de zorg voor kinderen met een aandoening die niet te genezen is. Dit team kijkt samen met kind en ouders hoe het kind een zo goed mogelijke kwaliteit van leven kan krijgen en hoe kind en ouders hierin zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden. Dit kan per kind en ouders verschillen.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan ouders en andere kinderen in het gezin begeleiding geven hoe om te gaan met het nieuws dat hun kind deze ernstige aandoening heeft. Samen met hen kunnen ouders kijken welke manier van begeleiden van hun kind met deze ernstige ziekte het beste bij de ouders past. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met SMA type 2.
Via de patiëntenvereniging van spierziekten Nederland kunnen ouders in contact komen met andere ouders met dezelfde aandoening.

Wat betekent SMA type 2 voor de toekomst?
Nieuw tijdperk met behandelingen
Door de komst van de hielprikscreening en nieuwe behandel mogelijkheden wanneer kinderen nog geen klachten hebben, ziet de toekomst van veel kinderen met SMA er anders uit dan voor de komst van deze nieuwe behandelingen. Dit geldt helaas niet voor kinderen met 0 of 1 kopieen van het SMN2-gen, voor hen is er nog geen geschikte behandeling en is het beloop van SMA zoals voor het tijdperk van deze nieuwe behandelingen.
Voor kinderen met 2,3 of meer kopieen van het SMN2-gen ziet de toekomst er heel anders uit, bij kinderen die nog geen klachten hebben kan in elk geval een aantal jaren voorkomen worden dat er klachten ontstaan. Omdat er nog maar weinig kinderen langere tijd deze behandelingen hebben gehad, is er niet bekend wat het lange termijn effect van deze behandelingen is. Voor kinderen die al wel klachten hebben, kan de snelheid van toename van klachten en het ontstaan van bepaalde klachten in elk geval enkele jaren vertraagd worden. Ook hier geldt dat niet bekend is of dit effect na meerdere jaren nog steeds aanwezig zal zijn.

Geleidelijk toename spierzwakte
Bij kinderen met SMA type 2 die geen behandeling krijgen neemt de spierzwakte geleidelijk aan toe. Bij sommige kinderen gaat dit sneller dan bij andere kinderen, meestal gaat kinderen in de loop van jaren geleidelijk aan achteruit. Bij kinderen waarbij de spierzwakte al op jonge leeftijd begint verloopt de ziekte vaak sneller dan bij kinderen waarbij de spierzwakte op wat latere leeftijd begint. Uiteindelijk raken kinderen in steeds grotere mate verlamd.
De meeste kinderen met SMA type 2 zullen nooit in staat zijn om zelfstandig te lopen.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belangrijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Levensverwachting
Kinderen met SMA type 2 hebben een beperkte levensverwachting. De levensverwachting ligt gemiddeld tussen de leeftijd van 10 en 40 jaar. De meeste kinderen met deze ziekte bereiken de volwassen leeftijd.
De meeste kinderen/volwassenen komen te overlijden als gevolg van een longontsteking of als gevolg van ernstige ademhalingsproblemen.
Hoe de levensverwachting zal zijn voor kinderen met SMA type 2 die behandeld worden zal zijn, is nog niet bekend. Kinderen hebben ook met behandeling een verhoogd risico op overlijden als gevolg van bijwerkingen van de behandelingen of als gevolg van een infectie, maar deze kansen zijn veel lager dan voorheen toen deze behandelingen niet bestonden.

Kinderen krijgen
Kinderen met SMA type 2 zullen vanwege hun lichamelijke beperkingen meestal op volwassen leeftijd geen kinderen krijgen. Het is niet te verwachten dat het hebben van SMA gevolgen heeft voor de vruchtbaarheid. Wanneer een volwassene met SMA kinderen krijgt dan is de kans klein dat deze kinderen ook SMA zullen hebben. Dit kan alleen wanneer de partner ook drager is van een foutje in het SMN1-gen of wanneer de partner zelf SMA heeft. In de eerste situatie hebben de kinderen 50% kans om ook SMA te krijgen, in het tweede geval zelfs 100% kans.

Hebben broertjes en zusjes ook een vergrote kans om SMA type 2 te krijgen?
Erfelijke ziekte
SMA type 2 is een erfelijke ziekte. Meestal blijken beide ouders drager te zijn van een foutje in het SMN1-gen. Broertjes en zusjes hebben dan 25% kans om zelf ook SMA type 2 te krijgen. Of broertjes en zusjes hier in dezelfde, in minder mate of in ernstigere mate last van krijgen valt van te voren niet goed te voorspellen.
Een klinisch geneticus kan daar meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek
Wanneer ouders kinderwens hebben en eerder een kind met SMA type 2 hebben gekregen, dan bestaat er de mogelijkheid om tijdens een volgende zwangerschap door middel van een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie te kijken of dit kindje ook deze aandoening heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie).De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.pns.nl

  
Preïmplantatie Genetische Test (PGT)
Stellen die eerder een kindje hebben gehad met SMA type 2 kunnen naast prenatale diagnostiek ook in aanmerking voor een preïmplantatie genetische test (PGT.) Bij PGT wordt een vrouw zwanger door middel van IVF (In Vitro Fertilisatie). De bevruchting vindt dan buiten het lichaam plaats, waardoor het zo ontstane pre-embryo onderzocht kan worden op het hebben van SMA type 2. Alleen embryo’s zonder de aanleg voor SMA type 2 komen in aanmerking voor terugplaatsing in de baarmoeder. Voor meer informatie zie www.pgtnederland.nl.

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links
www.spierziekten.nl
(Site van Spierziekten Nederland)
www.smaonderzoek.nl
(Site met overzicht van onderzoeken over SMA in Nederland)
www.spierenvoorspieren.nl
(Site van centrum spieren voor spieren in Nederland)

Referenties
1. Wang CH, Finkel RS, Bertini ES, Schroth M, Simonds A, Wong B, Aloysius A, Morrison L, Main M, Crawford TO, Trela A; Participants of the International Conference on SMA Standard of Care.  Consensus statement for standard of care in spinal muscular atrophy.
J Child Neurol. 2007;22:1027-49.
2. Results from a phase 1 study of nusinersen (ISIS-SMN(Rx)) in children with spinal muscular atrophy.Chiriboga CA, Swoboda KJ, Darras BT, Iannaccone ST, Montes J, De Vivo DC, Norris DA, Bennett CF, Bishop KM. Neurology. 2016;86:890-7
3. Prospective and longitudinal natural history study of patients with Type 2 and 3 spinal muscular atrophy: Baseline data NatHis-SMA study. Chabanon A, Seferian AM, Daron A, Péréon Y, Cances C, Vuillerot C, De Waele L, Cuisset JM, Laugel V, Schara U, Gidaro T, Gilabert S, Hogrel JY, Baudin PY, Carlier P, Fournier E, Lowes LP, Hellbach N, Seabrook T, Toledano E, Annoussamy M, Servais L; NatHis-SMA study group. PLoS One. 2018 Jul 26;13:e0201004.
4. New and developing therapies in spinal muscular atrophy. Kariyawasam D, Carey KA, Jones KJ, Farrar MA. Paediatr Respir Rev. 2018;28:3-10
5. Nusinersen in later-onset spinal muscular atrophy: Long-term results from the phase 1/2 studies. Darras BT, Chiriboga CA, Iannaccone ST, Swoboda KJ, Montes J, Mignon L, Xia S, Bennett CF, Bishop KM, Shefner JM, Green AM, Sun P, Bhan I, Gheuens S, Schneider E, Farwell W, De Vivo DC; ISIS-396443-CS2/ISIS-396443-CS12 Study Groups. Neurology. 2019;92:e2492-e2506
6. European ad-hoc consensus statement on gene replacement therapy for spinal muscular atrophy. Kirschner J, Butoianu N, Goemans N, Haberlova J, Kostera-Pruszczyk A, Mercuri E, van der Pol WL, Quijano-Roy S, Sejersen T, Tizzano EF, Ziegler A, Servais L, Muntoni F. Eur J Paediatr Neurol. 2020;28:38-43

Laatst bijgewerkt: 19 novemner 2023 voorheen: 2 juli 2022, 25 juli 2020, 12 juni 2019, 19 november 2017 en 6 maart 2008

 

Auteur: JH Schieving

 

 

 

 

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.