Neurofibromatose type II

Wat is neurofibromatose type II?

Neurofibromatose type II is een erfelijke aandoening waarbij er een aanleg is voor het ontstaan van tumoren in de hersenen en in het ruggenmerg.

Hoe wordt neurofibromatose type II ook wel genoemd?

Neurofibromatose type II wordt wel afgekort met de letters NF-II. Neurofibromatose type II is een andere aandoening dan veel vaker voorkomende neurofibromatose type I, ook wel de ziekte van Von Recklinghausen genoemd.
Een andere naam voor neurofibromatose type II is MISME Syndrome, een Engelse afkorting wat staat voor Multiple Inherited Schwannomas, Meningiomas, and Ependymomas. De term multiple geeft aan dat er vaak meerdere tumoren ontstaan. De term inherited geeft aan dat deze aandoening overgeërfd kan worden. Schwannomen, meningeomen en ependymomen zijn naam voor type tumoren die zouden kunnen ontstaan. Een schwannoom is een tumor die ontstaat uit cellen die normaal het geleidingslaagje rondom de zenuw maken, een meningeoom is een tumor die ontstaat uit de hersenvliezen en een ependymoom een tumor die ontstaat uit de bekleding van de holtes in de hersenen.

 

Hoe vaak komt neurofibromatose type II voor?

Neurofibromatose komt bij één op de 30.000-40.000 mensen voor in Nederland. Soms zijn er zo weinig verschijnselen dat de diagnose neurofibromatose niet gesteld is. Mogelijk komt neurofibromatose dus nog wat vaker voor.

 

Bij wie komt neurofibromatose type II voor?

Neurofibromatose type II is al vanaf de geboorte aanwezig. Bij de meeste jongeren ontstaan de eerste klachten tussen de leeftijd van 10 en 30 jaar. Bij een op de 10 kinderen met NF-2 ontstaan de eerste klachten al voor de leeftijd van 10 jaar.
Neurofibromatose komt even vaak bij jongens als bij meisjes voor.

 

Wat is de oorzaak van neurofibromatose type II?

Fout in erfelijk materiaal

Neurofibromatose type II wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal. Dit erfelijk materiaal wordt DNA genoemd. Bij neurofibromatose type II zit de fout op het DNA op het 22 e chromosoom. Ieder mens heeft van chromosoom 22 2 stuks, een gekregen van vader en een van de moeder. Neurofibromatose type II erft autosomaal dominant over. Dit houdt in dat een fout op één chromosoom 22 al voldoende is voor het ontstaan van de ziekte. Dit in tegenstelling tot een autosomaal recessieve ziekte waarbij er op beide chromosomen een fout moet zitten om de ziekte te krijgen. Hoe de fout in het DNA nu precies tot neurofibromatose leidt is niet bekend. Er wordt wel veel onderzoek na gedaan.
Het type fout in het erfelijk materiaal blijkt wel de ernst en de hoeveelheid symptomen te bepalen.

Veranderd eiwit

Als gevolg van de fout in het erfelijk materiaal van chromosoom 22 wordt er te weinig van het eiwit schwannomine aangemaakt. De eiwit zorgt er normaal voor dat cellen stoppen met delen. Het eiwit wordt schwannomine wordt ook wel eens merline-eiwit genoemd.
Het type fout in het erfelijk materiaal bepaald hoeveel schwannomine er nog aangemaakt kan worden. Hoe minder schwannomine er nog aangemaakt kan worden, hoer ernstiger de klachten van een persoon met neurofibromatose type II.

Ontstaan van tumoren

Als gevolg van de fout in het erfelijk materiaal bij neurofibromatose type II is de verhouding tussen de aanmaak van cellen en de afbraak van cellen verstoord. Bepaalde cellen blijven wel delen, waardoor er steeds meer nieuwe cellen ontstaan, omdat de rem op deze celdeling weggevallen is. Op deze manier ontstaan steeds meer cellen, zo’n toenemende hoeveelheid cellen wordt een tumor genoemd. Bij neurofibromatose type II kunnen verschillende tumoren ontstaan. De bekendste zijn tumoren rondom de gehoorszenuw. Daarnaast kunnen ook andere tumoren in de hersenen, in het ruggenmerg of rondom de zenuwen ontstaan.

Tumor rondom de gehoorszenuw

Kenmerkend voor neurofibromatose type II is het ontstaan van een tumor rondom de gehoorszenuw. Zo’n tumor wordt een Schwannoom genoemd. Een schwannse cel, waar deze tumor vanuit gaat, is een cel die zorgt voor het geleidingslaagje rondom de zenuwen. Bij neurofibromatose type II ontwikkelt deze schwannse cel zich tot een tumor de die gehoorszenuw plat drukt. Hierdoor kan de gehoorszenuw niet meet goed functioneren. De gehoorszenuw verzorgt naast het gehoor ook het evenwicht. Vandaar dat een van de eerste klachten van neurofibromatose type II het ontstaan van gehoorsverlies en duizeligheid is.
Bij neurofibromatose type II kan ook een schwannoom ontstaan van een andere hersenzenuw. Dit komt wel veel minder vaak voor. De hersenzenuwen die ook aangedaan kunnen zijn, zijn de oogzenuw en de zenuw die het gevoel van het gelaat regelt.
Ongeveer de helft van de kinderen met neurofibromatose heeft de ziekte geërfd van vader of moeder. Soms waren zij al bekend met neurofibromatose, soms wordt ook pas de diagnose gesteld nadat die bij het kind gesteld is. Bij de andere helft van de kinderen is de fout in het DNA ontstaan tijdens de hele vroege ontwikkeling van het kind net na het samensmelten van de eicel en de zaadcel.

 

Wat zijn de symptomen van neurofibromatose type II?

Grote variatie

De symptomen die voorkomen bij neurofibromatose type II kunnen sterk uiteenlopen. Sommige kinderen hebben alle verschijnselen, andere maar enkele. Het valt vooraf niet goed te voorspellen hoeveel en welke symptomen kinderen zullen krijgen. De ernst van de fout in het erfelijk materiaal is wel van invloed op de ernst van het ziektebeeld.
Er zijn wel afspraken gemaakt dat een kind een minimaal aantal symptomen moet hebben om de diagnose neurofibromatose type II te stellen.
De milde vormen van neurofibromatose type II worden ook wel het type Gardner genoemd. Deze mensen krijgen meestal alleen maar een schwannoom van de gehoorszenuw op wat latere leeftijd. Het type dat al klachten geeft op de kinderleeftijd wordt het type Wishart genoemd, deze kinderen en jongeren hebben ook meer klachten.

Gehoorsverlies

Een van de eerste symptomen van neurofibromatose type II is het ontstaan van gehoorsverlies vaak aan beide oren tegelijk. Dit komt omdat er een tumor groeit die op de gehoorszenuw drukt. Ook oorsuizen is een veelvoorkomend probleem.

Duizeligheid

Een andere veelvoorkomende klacht van neurofibromatose type II is duizeligheid. Jongeren met neurofibromatose type II ervaren een draaiend gevoel in het hoofd wanneer ze snel bewegen.

Balansproblemen

Jongeren met neurofibromatose type II hebben vaak problemen met bewaren van hun balans. Ze vallen en struikelen gemakkelijker.

Problemen met zien

Een groot deel van de kinderen en jongeren met neurofibromatose type II heeft last van staar. Het gaat om een specifieke vorm van staar wat subcapsulair cataract. Dit kan problemen geven met zien. Kinderen met deze vorm van staar zien wazig, dit kan niet met een bril gecorrigeerd worden.
Bij een klein deel van de jongeren met neurofibromatose type II ontstaat een tumor van de oogzenuw, die ook leidt tot problemen met zien.

Verdoofd gevoel in het gelaat

De tumor rondom de gehoorszenuw kan zich uitbreiden en vervolgens ook op een andere zenuw drukken die het gevoel van het gelaat regelt. Deze zenuw wordt de 5 e hersenzenuw of ook wel de trigeminus genoemd. Druk op deze zenuw zorgt voor een doof gevoel in het gezicht.
Een andere zenuw die ook in de buurt van de gehoorszenuw ligt, is de 7 e hersenzenuw of de facialis. Wanneer er ook druk op deze hersenzenuw ontstaat, kunnen kinderen problemen krijgen met het sluiten van het oog, in combinatie met het schaaf hangen van een mond.

Huidafwijkingen

Ook bij neurofibromatose type II kunnen huidafwijkingen voorkomen. Deze huidafwijkingen zijn vaak veel minder opvallend en minder in aantal dan bij neurofibromatose type I. De bekendste huidafwijkingen bij neurofibromatose type II zijn cafe-au-lait vlekken. Dit zijn lichtbruine plekken op de huid. Daarnaast kunnen ook verdikkingen van de zenuwuiteinden ontstaan die zichtbaar en voelbaar zijn als bobbeltjes op de huid. Deze verdikkingen kunnen neurofibromen zijn of ook schwannoom afhankelijk van welk deel van de zenuw waar ze uit ontstaan.

Hersentumoren

Bij neurofibromatose type II kunnen naast de tumoren rondom de gehoorszenuw andere hersentumoren ontstaan. Het gaat dan vaak om ependymomen, meningeomen en astrocytomen. Deze hersentumoren kunnen verschillende klachten geven afhankelijk van hun grootte en de plaats in de hersenen. Veel voorkomende klachten zijn hoofdpijn, misselijkheid, braken, problemen zien, problemen met praten en slikken, problemen met bewegen, problemen met het evenwicht of het ervaren van een veranderd gevoel.
Uiteindelijk krijgt de helft van de jongeren met neurofibromatose type II een dergelijke tumor in de hersenen.

Tumoren rondom het ruggenmerg

Bij jongeren met neurofibromatose type II kunnen ook symptomen rondom het ruggenmerg ontstaan. Deze tumoren kunnen op het ruggenmerg drukken. Ook dit kan verschillende klachten geven. Veelvoorkomende klachten zijn rugpijn, verlamming van beide benen of ook van beide armen, gevoelsproblemen aan de benen, incontinentie voor urine of voor ontlasting.
Uiteindelijk krijgt 50% van de jongeren met neurofibromatose een tumor in of rondom het ruggenmerg. Minder dan de helft van de jongeren met een tumor in of rondom het ruggenmerg krijgt last van deze tumoren. Wanneer er een tumor in het ruggenmerg zit, is dit meestal een astrocytoom of een ependymoom. Wanneer de tumor buiten het ruggenmerg ligt gaat het vaak om een schwannoom of een meningeoom.

Hydrocefalus

Als gevolg van een hersentumor kan er een belemmering ontstaan van de rondstroming van het hersenvocht. Hierdoor kan een waterhoofd of een hydrocefalus ontstaan.

Hoofdpijn

Bij kinderen met neurofibromatose komt vaker hoofdpijn voor dan bij kinderen zonder neurofibromatose. Het kan zowel om spierspanningshoofdpijn gaan als om migraine aanvallen.

Uitval van een zenuw

Jongeren met neurofibromatose type II kunnen ook problemen krijgen omdat een zenuw tijdelijk niet meer functioneert, zonder dat er sprake is van een tumor van deze zenuw.
Dit komt met name bij bepaalde zenuwen voor, maar kan in principe in elke zenuw voorkomen. De zenuwen die het meest uitvallen zijn de 7e hersenzenuw ook wel de facialis genoemd, waardoor jongeren tijdelijk uitval krijgen van de spieren aan een kant van het gelaat. Een andere hersenzenuw die uit kan vallen is de 3e hersenzenuw waardoor kinderen last krijgen van een hangend ooglid. Wanneer het ooglid wordt opgetild valt op dat de pupil van het aangedane oog veel groter is dan de andere pupil en dat het oog naar beneden-buiten staat en niet goed bewogen kan worden. Wanneer kinderen proberen met twee ogen te kijken, zullen ze alle beelden dubbel waarnemen.
Een andere zenuw die vaak uitval is de radialis, waardoor de hand niet meer goed opgetild kan worden en er slap bij hangt. Ook kan de peroneus uitvallen, een zenuw in het onderbeen, waardoor jongeren hun voet niet meer goed optillen en krijgen ze last van een klapvoet.

Epilepsie

Kinderen met neurofibromatose type II hebben een vergrote kans om epileptische aanvallen te verkrijgen. Het kan hierbij gaan om verschillende types epileptische aanvallen.

Scoliose

Kinderen met neurofibromatose hebben een grotere kans om een verkromming in de rug te krijgen. Zo’n verkromming wordt scoliose genoemd. Een sterke verkromming van de rug kan allerlei problemen geven, oa pijnklachten van de rug of de benen of problemen met de ademhaling.

Problemen van de bloedvaten

Waarschijnlijk hebben jongeren met neurofibromatose type II een licht verhoogde kans om afwijkingen aan de bloedvaten te ontwikkelen.

 

Hoe wordt de diagnose neurofibromatose type II gesteld?

Criteria

De diagnose neurofibromatose wordt gesteld wanneer een kind voldoet aan een aantal criteria.
De diagnose mag gesteld worden, wanneer een persoon voldoet aan een van de onderstaande 3 criteria:

1. beiderzijds voorkomen van schwannomen uitgaand van de gehoorszenuw

2. in de familie voorkomen van neurofibromatose type II in combinatie met het voorkomen van een schwannoom aan een kant van het lichaam.

3. in de familie voorkomen van neurofibromatose type II in combinatie met het voorkomen van 2 van de onderstaande afwijkingen:

- meningeoom

- astrocytoom

- neurofibroom

- schwannoom

- zogenaamd subcapsulaire staar (cataract)

 

Wanneer een persoon aan een van de onderstaande criteria voldoet, kan neurofibromatose type II worden vermoed:

1. aan een kant van het lichaam een schwannoom in combinatie met twee andere tumoren (meningeoom, atsrocytoom, neurofibroom, schwannoom) of het subcapsulaire cataract

2. twee of meer meningeomen en een schwannoom aan een kant van het lichaam en twee van bovenstaande tumoren en/of het subcapsulaire cataract.

 

Erfelijkheidsonderzoek

Bij een groot deel van de kinderen kan de diagnose tegenwoordig bevestig worden door het aantonen van de fout in het DNA op het 22 e chromosoom. Bij een klein deel (zo’n 15%) van de kinderen lukt dit vooralsnog niet.

MRI scan

Vanaf de leeftijd van 12 jaar wordt om de 2 jaar een MRI-scan van de hersenen gemaakt om te kijken of er sprake is van een schwannoom rondom de gehoorszenuw of een andere hersentumor. Na de leeftijd van 20 jaar, kan de scan om de 3 jaar worden gemaakt.
Bij klachten wordt eerder een scan gemaakt. Bij kinderen waarbij een tumor wordt ontdekt in de hersenen wordt tenminste een keer per jaar een scan gemaakt. Deze kinderen krijgen ook jaarlijks een scan van het ruggenmerg.
Kinderen waarbij er een tumor in het ruggenmerg is ontdekt, krijgen ook jaarlijks een scan van het ruggenmerg.

Oogarts

Vanaf de leeftijd van 2 jaar worden kinderen met neurofibromatose type II jaarlijks door de oogarts gezien. De oogarts kijkt of kinderen de speciale vorm van staar (subcapsulair cataract) ontwikkelen.

Huidarts

Ook vanaf de leeftijd van 2 jaar worden kinderen jaarlijks door de huidarts, ook wel dermatoloog, onderzocht. De dermatoloog kijkt naar het voorkomen van cafe-au-lair vlekken, schwannomen en neurofibromen.

BAEP

Een BAEP is een onderzoek waarmee de gehoorszenuw kan worden doorgemeten. Op deze manier kan druk op de gehoorszenuw als gevolg van een tumor worden opgespoord. Dit onderzoek wordt jaarlijks gedaan vanaf de leeftijd van 10 jaar, minstens tot de leeftijd van 30 jaar.

 

Hoe wordt neurofibromatose type II behandeld?

Geen genezing

Er bestaat geen behandeling om neurofibromatose type II te genezen. De behandeling is er op gericht om de ontwikkeling van kinderen met neurofibromatose zo goed mogelijk te laten verlopen en om eventueel complicaties van de ziekte zo vroeg mogelijk op te sporen en te behandelen.

Neurofibromatose team

Omdat neurofibromatose een complexe ziekte is waarbij veel organen aangedaan kunnen zijn, worden veel kinderen met neurofibromatose gezien door een vast team van dokters met ervaring op het gebied van neurofibromatose. In dit team zitten een kinderarts, een kinderneuroloog, een dermatoloog, een oogarts en een geneticus. Op indicatie kijken bijvoorbeeld ook een orthopeed, een neuropsycholoog, een psychiater, een revalidatiearts of een oncoloog mee.

Vaste controle

Kinderen met neurofibromatose worden door de artsen van dit team een maal per jaar gecontroleerd. Bij oudere kinderen kan de controle ook om de twee jaar zijn. Bij problemen is de controle zo nodig vaker. De kinderarts, kinderneuroloog, dermatoloog en oogarts kijken standaard naar alle kinderen, de andere dokters alleen op indicatie.

Schwannoom van de gehoorszenuw

Een schwannoom van de gehoorszenuw kan op verschillende manieren behandeld worden of via een operatie of via bestraling. Per jongere zal gekeken worden wat de beste behandeloptie is. Bij een kleine tumor zonder dat er sprake is van gehoorsverlies, kan geprobeerd worden de tumor te verwijderen met behulp van een operatie. Vaak lukt het dan om het gehoor te sparen.
Wanneer de tumor groter is, lukt het vaak niet om het gehoor te sparen tijdens de operatie.
Een alternatieve behandeling is een lokale bestraling van de tumor met behulp van een gammaknife. Dit is een vorm van bestraling waarbij de straling alleen ter plaatse van de tumor wordt gegeven.

Andere tumoren in de hersenen

Bij neurofibromatose type II komen ook andere tumoren in de hersenen voor. Hersentumoren bij neurofibromatose type II gedragen zich meestal rustiger dan hersentumoren zonder dat er sprake is van neurofibromatose type II. Dit kan een reden zijn om een hersentumor niet meteen te behandelen, maar om met scans te kijken of de hersentumor groter wordt of verandert. Wanneer een hersentumor groter wordt of verandert, kan dat een reden zijn om wel te gaan behandelen. Meestal wordt er gekozen voor een operatie. Bij neurofibromatose type II wordt niet al te snel bestraling toegepast, omdat dit de kans op het ontstaan van nieuwe tumoren vergroot.

Logopedie

De logopediste kan advies geven bij spraakproblemen als gevolg van gehoorsverlies. Ook kan een logopediste andere manier van communiceren aanleren zoals gebarentaal.

Cochleaire implantatie

Jongeren die doof zijn geworden als gevolg van een schwannoom, kunnen in aanmerking voor een cochleaire implantatie. Dit is een apparaatje wat er voor zorgt dat bepaalde geluiden toch nog waargenomen kunnen worden.
Jongeren die slechthorend zijn geworden, kunnen baat hebben bij een hoortoestel.
De KNO-arts en de audioloog kunnen bekijken welke mogelijkheden voor gehoorsverbetering er mogelijk zijn.

Neurofibromen

Wanneer neurofibromen erg ontsierend of hinderlijk zijn kunnen ze soms verwijderd worden. Dit kan of door middel van een kleine operatie door een chirurg of plastisch chirurg of door een speciale laserbehandeling. Er bestaat een grote kans dan een neurofibroom enige tijd na de behandeling weer terug komt.

Scoliose

Wanneer er een te sterke verkromming van de rug ontstaat die klachten gaat geven is ook hiervoor een behandeling nodig. In het begin gaat het om fysiotherapie, eventueel in combinatie met een corrigeren corset. Wanneer het niet lukt om met een corset de scoliose te verbeteren is soms een operatie noodzakelijk.

Fysiotherapie , Ergotherapie , Revalidatiearts

Een fysiotherapeut kan helpen om zo goed mogelijk te kunnen bewegen.
De ergotherapeut en/of revalidatiearts kunnen behulpzaam zijn bij hulpmiddelen thuis die de verzorging van het kind, het voortbewegen en communiceren vergemakkelijken.

Begeleiding

Begeleiding en ondersteuning van ouders van een kind met het syndroom van neurofibromatose type II is belangrijk. Via het forum van deze site bestaat de mogelijkheid om een oproepje te plaatsen om in contact te komen met andere ouders met neurofibromatose type II.
Een maatschappelijk werkende of een psycholoog kan begeleiding geven bij het verwerken van de diagnose en om de ziekte een plaats te geven in het leven.

 

Wat is de prognose van kinderen met neurofibromatose type II?

Levensverwachting

De levensverwachting van kinderen met neurofibromatose type II hangt sterk samen met de hoeveelheid tumoren die deze kinderen ontwikkelen. Vroeger was de levensverwachting van kinderen met neurofibromatose type II duidelijk verkort. Tegenwoordig verandert dit weer dankzij de regelmatige controles en onderzoeken om tumoren in een vroeg stadium op te sporen en te behandelen.

Beperkingen

De hoeveelheid en de ernst van de klachten varieert enorm van jongere tot jongere. Gehoorsverlies, duizeligheid en scheefstand van het gezicht zijn de meestvoorkomende beperkingen. Daarnaast kunnen tumoren zorgen voor andere beperkingen, zoals beperkingen met lopen, bewegen, praten, met plassen of met de ontlasting.

Vruchtbaarheid

Jongeren met neurofibromatose type II zijn normaal vruchtbaar. Hun kinderen hebben 50% kans om ook neurofibromatose type II te krijgen.

 

Hebben broertjes of zusjes ook kans neurofibromatose type II te krijgen?

Neurofibromatose type II is een erfelijk aandoening. De aandoening erft autosomaal dominant over. Dat betekent dat broertjes of zusjes 50% kans om ook neurofibromatose type II te krijgen. Een klinisch geneticus kan meer informatie geven over de herhalingskans.

 

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

 

Links en verwijzingen
www. neurofibromatose.nl

 

Referenties
1. Farrell CJ, Plotkin SR. Genetic causes of brain tumors: neurofibromatosis, tuberous sclerosis, von Hippel-Lindau, and other syndromes. Neurol Clin. 2007;25:925-46
2. Twomey JG, Bove C, Cassidy D. Presymptomatic genetic testing in children for neurofibromatosis 2. J Pediatr Nurs. 2008;23:183-94.
3. Kuo YH, Roos D, Brophy BP. Linear accelerator radiosurgery for treatment of vestibular schwannomas in neurofibromatosis 2. J Clin Neurosci. 2008;15:744-8.

 

 

Laatst bijgewerkt 10 maart 2008

 

auteur: JH Schieving