A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektenbeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

BPAN

 

Wat is BPAN?
BPAN is een erfelijke aangeboren aandoening waarbij kinderen in toenemende mate last krijgen van epilepsie, van problemen met bewegen en veranderingen in het gedrag doordat er te veel aan ijzer wordt opgeslagen in bepaalde gebieden in de hersenen.

Hoe wordt BPAN ook wel genoemd?
BPAN is de afkorting voor Beta-Propeller Protein-Associated Neurodegeneration. Als gevolg van een foutje in het DNA worden bepaalde eiwitten die belangrijk zijn voor het gezond houden van lichaamscellen niet meer goed aangemaakt. Deze eiwitten lijken op een propeller van een vliegtuig of helikopter, vandaar dat ze propeller eiwit worden genoemd. Het woord neurodegeneratie geeft aan dat de hersencellen niet goed werken en geleidelijk aan verloren gaan, waardoor jongeren steeds meer neurologische klachten gaan krijgen.

SENDA
Een andere naam die ook wel gebruikt werd voor BPAN is SENDA. SENDA staat voor static encephalopathy of childhood with neurodegeneration in adulthood. Dit geeft aan dat kinderen op de kinderleeftijd een ontwikkelingsachterstand hebben, maar geen achteruitgang laten zien in hun ontwikkeling op de kinderleeftijd. Op volwassen leeftijd gaan volwassenen met deze aandoening wel achteruit in hun ontwikkeling, zij verliezen vaardigheden die ze eerder beheersten.

Hallervorden-Spatz
Vroeger werd de naam Hallervorden Spatz syndroom gebruikt voor deze aandoening. Hallervorden en Spatz waren twee artsen die dit syndroom beschreven hebben. Deze term werd afgekort tot HSS. De term wordt nu niet meer gebruikt, vanwege de rol van Hallervorden en Spatz in de tweede Wereldoorlog.

NBIA
NBIA is de afkorting voor Neurodegeneration with Brain Iron Accumulation. Dit is een groep aandoeningen waarbij kinderen of volwassenen in toenemende mate neurologische problemen krijgen als gevolg van het neerslaan van ijzer in de hersenen. BPAN is een vorm van NBIA, maar er zijn nog andere aandoeningen waarbij ook ijzer neerslaat in de hersencellen zoals PKAN, PLAN, neuroferrinopathie of aceruloplasminemie. Deze vallen allemaal onder de term NBIA. Ze hebben elk hun eigen nummer gekregen. BPAN wordt ook wel NBIA type 5 genoemd. PKAN en PLAN zijn de meest voorkomende vormen van NBIA. BPAN komt bij 1-2% van de kinderen met een NBIA voor.

Hoe vaak komt BPAN voor bij kinderen?
BPAN is een hele zeldzame aandoening. Het is niet goed bekend hoe vaak BPAN bij kinderen voorkomt. Geschat wordt dat het ongeveer bij één op de 1.000.000 mensen voorkomt.
Dankzij nieuwe genetische technieken wordt het gemakkelijker om de diagnose BPAN te stellen, dan zal ook pas duidelijk worden hoe vaak BPAN voorkomt. Waarschijnlijk zullen dan ook kinderen met mildere vormen van BPAN ontdekt worden, dan de kinderen waarbij tot nu toe de diagnose BPAN is gesteld.

Bij wie komt BPAN voor?
BPAN is al voor de geboorte aanwezig. Vaak duurt het wel enige tijd voordat duidelijk is dat er iets aan de hand is met een kind met BPAN. Meestal ontstaan de eerste klachten op de vroege kinderleeftijd.
Zowel jongens als meisjes kunnen BPAN krijgen. BPAN komt veel vaker voor bij meisjes dan bij jongens.

Wat is de oorzaak van BPAN?
Fout in erfelijk materiaal
BPAN wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal (DNA) op het zogenaamde X-chromosoom. De plaats van deze fout in het erfelijk materiaal wordt WDR45-gen genoemd.

X-gebonden dominant
Deze aandoening erft op zogenaamd X-gebonden dominante manier over. Dit houdt in dat zowel jongens als meisjes BPAN kunnen krijgen. Vaak is het zo dat aandoeningen die worden veroorzaakt door een foutje op het X-chromosoom vaker bij jongens (die een X en een Y chromosoom hebben) dan bij meisjes (die twee X-chromosomen hebben) voorkomen, maar dit is dus bij BPAN niet het geval. BPAN komt juist vaker voor bij meisjes dan bij jongens. Waarschijnlijk zijn jongens met BPAN minder goed levensvatbaar dan meisjes met BPAN die nog een twee X-chromosoom zonder fout hebben. De fouten in het BPAN-gen bij jongens blijken ook minder ernstige fouten te zijn dan de fouten in het BPAN-gen bij meisjes.
Bij meisjes wordt altijd maar de informatie van een X-chromosoom afgelezen. Wanneer een X-chromosoom een fout bevat, dan wordt het X-chromosoom zonder de fout vaker afgelezen dan het X-chromosoom met de fout. (Dit wordt skewed X-inactivation genoemd). Hoe vaker toch het X-chromosoom met de fout wordt afgelezen, hoe meer klachten een meisje zal hebben.

Bij het kind zelf ontstaan
Het foutje in het DNA is bij kinderen met BPAN eigenlijk altijd bij het kind zelf ontstaan nadat de eicel door de zaadcel bevrucht is. Kinderen hebben dit foutje dus niet geërfd van een ouder. Dit wordt ook wel de novo genoemd.

Geërfd van een ouder
Soms wordt het foutje toch geërfd van een ouder, meestal de moeder. De moeder heeft dan meestal zelf geen of weinig klachten, omdat bij haar alleen de X-zonder fout wordt afgelezen en niet of nauwelijks de X-met de fout. Hierdoor weet de moeder niet dat ze zelf ok BPAN heeft. Ook kan het voorkomen dat het foutje in het BPAN-gen in de eicellen of zaadcellen aanwezig is, zonder dat het in de andere lichaamscellen voorkomt. Deze ouder heeft dus zelf geen BPAN, maar kan de BPAN wel doorgeven aan de kinderen.

Afwijkend eiwit
Als gevolg van de fout in het erfelijk materiaal wordt een bepaald eiwit niet goed aangemaakt. Dit eiwit heet WD repeat domain phosphoinositide-interacting protein 4 (WIPI4). Dit eiwit vormt samen met andere eiwitten een groot eiwit met 7 armen die lijken op de propellors van een vliegtuig. Vandaar de naam beta-propeller in BPAN. Dit eiwit speelt een belangrijke rol bij het afbreken van celonderdelen die beschadigd zijn in de lysosomen. Dit afsterven wordt autofagie genoemd. Dit proces verloopt bij kinderen met BPAN niet goed. Er sterven te veel hersencellen af terwijl dit niet de bedoeling is.

IJzer
Door het foutje in het DNA blijkt de ijzer in- en uitstroom in cellen niet meer in balans te zijn. Vooral tijdens periodes van vasten blijkt er bij muizen meer ijzer de cel in te gaan dan uit te gaan. Mogelijk lijkt hierin de verklaring te liggen waarom er bij kinderen met BPAN meer ijzer in de hersenencellen aanwezig is dan gebruikelijk op die leeftijd.

Sferoïden
Mensen met BPAN hebben zogenaamde sferoïden in hun hersenen zitten. Zij hebben geen lewybodies zoals mensen met PLAN of MPAN andere NBIA aandoeningen.

Wat zijn de symptomen van BPAN?
Variatie
Er bestaat een grote variatie in hoeveelheid en in de mate van ernst van de symptomen die verschillende kinderen met BPAN hebben. Het valt van te voren niet te voorspellen welke symptomen een kind zal gaan krijgen.


Normale eerste levensjaar
De meeste kinderen met BPAN ontwikkelen zich in de eerste levensjaar normaal. Een deel van de kinderen ontwikkelt zich ook in de eerste levensjaar al langzamer dan leeftijdsgenoten.

Bifasisch beloop
Het beloopt van BPAN verloopt op een specifieke manier. Na het eerste levensjaar ontstaat vaak de epilepsie en wordt de ontwikkelingsachterstand duidelijk. De ziekte blijft dan een aantal jaren stabiel. Vanaf de puberteit of vanaf jong volwassen leeftijd ontstaan problemen met bewegen die geleidelijk aan toenemen in ernst.

Epilepsie
Een van de eerste klachten als gevolg van BPAN is epilepsie. De epilepsie kan zowel op de babyleeftijd als op de peuterleeftijd ontstaan. Een deel van de kinderen krijgt eerst last van koortsstuipen. Verschillende type aanvallen kunnen daarna ontstaan: aanvallen waarbij de spieren van het lichaam verstijven (tonische aanvallen), aanvallen waarbij de spieren van het lichaam eerst verstijven en daarna schokkende bewegingen maken (tonisch-clonische aanvallen), aanvallen waarbij de spieren verslappen (atone aanvallen), aanvallen met korte schokjes op verschillende plaatsen in het lichaam (myoclonieen), aanvallen met staren (absences), aanvallen waarbij de armen en benen bij een baby naar elkaar toe bewegen (salaamkrampen) of aanvallen met verstijven of schokken in een arm en/of been waarbij kinderen minder goed reageren (focale aanvallen). Vaak hebben kinderen verschillende typen aanvallen naast elkaar. Er kan sprake zijn van een zogenaamd epilepsie syndroom (bepaalde combinatie van aanvallen en EEG afwijkingen) zoals het syndroom van West of het syndroom van Lennox-Gastaut). De meeste kinderen hebben op de kinderleeftijd regelmatig last van epilepsieaanvallen. Het is vaak moeilijk om de epilepsieaanvallen met behulp van een behandeling onder controle te krijgen. Vanaf de puberteit neemt de hoeveelheid epilepsieaanvallen vaak af.
Een klein deel van de kinderen met BPAN krijgt geen last van epilepsieaanvallen.

Ontwikkelingsachterstand
Kinderen met BPAN ontwikkelen zich langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Zij gaan later lachen, rollen, zitten, staan en lopen dan hun leeftijdsgenoten. Een deel van de kinderen leert zelfstandig te lopen, voor een ander deel van de kinderen is dit te moeilijk. Kinderen die zelf kunnen lopen vallen vaak gemakkelijk. Om dit te voorkomen zetten zij hun voeten verder uit elkaar dan gebruikelijk. Kinderen zijn vaak onhandig, ze stoten gemakkelijk voorwerpen om die in hun omgeving zijn. Kinderen hebben vaak veel moeite met hun fijne motoriek. Het vasthouden van een potlood of een pen, knippen of het gebruik van bestek om te eten is vaak moeilijk voor kinderen met BPAN.
Op de kinderleeftijd gaan kinderen in hun eigen tempo vooruit in hun ontwikkeling. De ernst van de epilepsie heeft invloed op het tempo waarin de ontwikkeling vooruit gaat.

Spasticiteit
Een deel van de kinderen heeft op kinderleeftijd last van een milde vorm van spasticiteit. De spieren van de armen en de benen voelen stijver aan en kunnen minder gemakkelijk worden bewogen. Spasticiteit in de benen kan kinderen helpen om te kunnen staan en te kunnen lopen. De meeste kinderen worden op de kinderleeftijd weinig gehinderd door de spasticiteit.

Problemen met praten
Het is voor kinderen met BPAN heel moeilijk om te leren praten. De meeste kinderen zijn niet in staat om woordjes te zeggen. Wel kunnen kinderen verschillende klanken maken. Ook kunnen kinderen gebaren leren, zodat ze toch duidelijk kunnen maken wat zij graag zouden willen. Een deel van de kinderen is wel in staat om woordjes en zinnetjes te maken. Het begrijpen van wat andere mensen zeggen gaat kinderen met BPAN beter af, dan zelf praten.
Een klein deel van de meisjes met BPAN is in staat om normaal te leren praten.

Problemen met leren
De meeste kinderen met BPAN hebben ernstige problemen met leren. Zij bezoeken een school voor speciaal onderwijs.
Een klein deel van de meisjes heeft milde problemen met leren, zij kunnen soms regulier onderwijs volgen met extra begeleiding.

Tandenknarsen
Een deel van de kinderen met BPAN doet aan tandenknarsen. Ze bewegen de tanden van de boven en de onderkaak over elkaar heen waardoor een typisch geluid ontstaat. Het is vaak moeilijk om er voor te zorgen dat kinderen dit tandenknarsen niet meer doen. Kinderen vinden dit zelf niet vervelend. Wel kan het gebit hierdoor beschadigen.

Problemen met eten
Kinderen met BPAN zijn op jonge leeftijd vaak kieskeurig met eten. Ze hebben vaak moeite met het eten van voedsel met een bepaalde structuur. De meeste kinderen willen graag eten wat bekend is en proberen niet graag iets nieuws uit. Kinderen hebben vaak moeite met kauwen en met slikken, dit gaat minder gemakkelijk en vanzelf. Reflux kan ook maken dat kinderen moeite hebben met eten. Door reflux komt zuur vanuit de maag terug in de slokdarm of in de mond wat een nare smaak geeft en pijnlijk kan zijn. Hierdoor vinden kinderen eten niet prettig.

Autistiforme kenmerken
Kinderen met BPAN hebben vaker autistiforme kenmerken. Ze zijn meer in zich zelf gekeerd en hebben niet zo’n behoefte aan contact met andere mensen.
Kinderen met autistiforme kenmerken houden vaak van een vaste voorspelbare structuur in de dag en vinden het lastig wanneer hiervan af geweken wordt of wanneer er onverwachte gebeurtenissen zijn. Kinderen kunnen door onverwachte gebeurtenissen heel boos of juist heel verdrietig worden, omdat ze niet goed weten hoe ze hier mee om moeten gaan.
Ook hebben kinderen vaak voorkeur voor bepaald speelgoed of een bepaalde hobby waar ze zich heel lang mee kunnen vermaken. Ze kijken vaak niet om naar ander speelgoed.

Stereotypieën
Veel kinderen maken graag bewegingen met hun armen en hun handen die vaak terug keren. Zulke bewegingen worden stereotypieën genoemd. Sommige kinderen gaan wapperen met hun handen, anderen maken draaiende bewegingen of wrijvende bewegingen over de borst heen. Deze bewegingen komen vaak voor wanneer kinderen iets heel leuks of iets spannends gaan doen. De handdraaiende bewegingen die sommige kinderen met BPAN maken doen denken aan de bewegingen die kinderen met Rett syndroom maken, daarom wordt ook wel gesproken van een op Rett lijkende (Rett-like) aandoening.

Slaapproblemen
Slaapproblemen komen vaak voor bij kinderen met BPAN. Sommige kinderen hebben moeite met het inslapen. Een groot deel van de kinderen wordt ’s nachts regelmatig wakker en komt dan maar moeilijk weer in slaap. Kinderen zijn vaak beweeglijk tijdens de slaap.  Ook zijn kinderen vaak vroeg in de ochtend wakker. Sommige kinderen draaien hun slaapwaakritme om, ze slapen overdag en zijn ’s nachts wakker.
Bij een deel van de kinderen worden deze slaapproblemen veroorzaakt door epilepsie gedurende de nacht.

Afwijkende ademhaling
Meisjes met BPAN kunnen aan afwijkende ademhaling hebben. Zij gaan uit het niets ineens heel diep ademhalen. Hierdoor kunnen ze een bolle buik vol lucht krijgen. Daarna stoppen ze een tijdje met ademhalen, om vervolgens weer de diepe en/of snelle ademhaling te laten zien. Deze zelfde ademhaling komt ook voor bij meisjes met het Rett syndroom.

Hoge pijngrens
Kinderen met BPAN hebben vaak een hoge pijngrens. Ze hoeven vaak niet te huilen wanneer ze zich toch duidelijk pijn hebben gedaan.

Problemen met zien
Kinderen met BPAN zijn vaak bijziend en hebben een bril nodig om goed te kunnen zien in de verte. Er bestaat een vergrote kans op een netvliesloslating. Ook kunnen aangeboren afwijkingen in de oogaanleg (coloboom) voorkomen. Sommige kinderen hebben moeite om hun ogen te laten bewegen.

Problemen met horen
De meeste kinderen hebben geen problemen met horen. Een klein deel van de kinderen is slechthorend.

Dystonie
Vanaf de puberteit ontstaat vaak dystonie. Dystonie is een onbedoeld afwijkende stand van een lichaamsdeel. Een arm of een been wordt in een vreemde vaak onhandige stand gehouden zonder dat kinderen dit bewust doen. Het hoofd en de nek kunnen scheef gedraaid staan, de rug kan door de dystonie hol trekken. De mond of de tong kunnen in een vreemde stand gaan staan, sommige kinderen steken hun tong voortdurend uit hun mond. Kinderen kunnen hierdoor onbedoeld hun tong kapot bijten. Kinderen kunnen spierpijnklachten krijgen als gevolg van de dystonie. De dystonie begint vaak aan de bovenkant van het lichaam en breidt vaak in geleidelijk tempo uit in de richting van de benen. De dystonie gaat kinderen hinderen tijdens het bewegen, kinderen kunnen moeilijker lopen als gevolg van de dystonie. Kinderen die nog geen rolstoel nodig hadden, zullen in deze fase van de ziekte wel een rolstoel nodig hebben en deze steeds vaker gebruiken.

Parkinsonisme
Ook kunnen de spieren van de armen, de benen en het gezicht stijver worden. Kinderen kunnen deze spieren minder goed bewegen en vallen gemakkelijker.  Alle bewegingen worden trager. Dit lijkt op het beeld wat volwassenen met de ziekte van Parkinson laten zien en wordt daarom ook wel parkinsonisme genoemd. Het trillen wat vaak voorkomt bij volwassenen met de ziekte van Parkinson wordt meestal niet gezien bij jongeren met BPAN.

Freezing
Kinderen met BPAN hebben vaak last van freezing. Dit houdt in dat ze plotseling niet meer kunnen bewegen. Vaak gebeurt dit wanneer ze zich om willen draaien of wanneer ze een hobbeltje in de weg tegen komen.

Dementie
Vanaf de puberteit of vanaf jong volwassen leeftijd gaan de leervermogens van jongeren met BPAN achteruit. Zij zijn niet meer in staat om nieuwe informatie goed te onthouden en gaan steeds meer vergeten. Deze jongeren worden al op jong volwassen leeftijd dement.
 
Toename problemen met eten
In de periode waarin dystonie, parkinsonisme en dementie ontstaan, gaat zelfstandig eten steeds moeilijker. Jongeren weten niet meer goed hoe ze moeten eten en verslikken zich gemakkelijk. Dit verslikken is gevaarlijk, hierdoor bestaat een verhoogde kans op het ontstaan van een longontsteking. In het begin helpt het om vloeibare voeding in te dikken om verslikken te voorkomen, net als het geven van geprakt eten zonder grove stokjes. Op een gegeven moment is zelfstandig eten niet meer veilig en zullen jongeren een sonde moeten krijgen om voldoende voeding binnen te krijgen.

Kwijlen
Door de problemen met slikken, weten jongeren niet meer goed hoe hun eigen speeksel door te slikken. Dit zorgt er voor dat het speeksel uit de open mond naar buiten toe loopt en zorgt voor kwijlen. Door dit kwijlen, is de huid van de kin en de hals vaak nat waardoor smetplekken kunnen ontstaan.

Verstopping van de darmen
Kinderen met BPAN hebben gemakkelijker last van verstopping van de darmen. Zij kunnen dan minder vaak dan drie keer per week poepen. Dit kan zorgen voor klachten van buikpijn.

Vatbaar voor infecties
Kinderen met BPAN zijn vatbaarder voor infecties.

Incontinentie
Tijdens de fase van achteruitgang worden jongeren die zindelijk waren weer incontinent. Zij zullen weer opnieuw luiers nodig hebben.

Scoliose
Door de dystonie bestaat een vergrote kans dat er een verkromming van de rug ontstaat. Dit wordt een scoliose genoemd. De scoliose kan zorgen voor problemen met zitten, voor pijnklachten in de rug en voor problemen met ademhalen.

Heup uit de kom
De dystonie kan zorgen dat de heup uit de kom komt te staan. Dit is pijnlijk voor kinderen en maakt zitten heel moeilijk.

Contractuur
Als gevolg van de verminderde bewegingsmogelijkheden kunnen bepaalde gewrichten vast gaan zitten en niet meer soepel bewogen kunnen worden. Dit wordt een contractuur genoemd. Dit hoeft geen klachten te geven, maar kan wel hinder geven bij bijvoorbeeld aan- en uitkleden of bij de verzorging.

Hoe wordt de diagnose BPAN gesteld?
Verhaal en onderzoek
Op grond van het verhaal van een kind last heeft van epilepsieaanvallen en een ontwikkelingsachterstand kan worden vermoed dat er iets aan de hand is. Meestal zal niet meteen duidelijk zijn dat er sprake is van BPAN. Er bestaan veel verschillende aandoeningen die soortgelijke symptomen kunnen geven zoals het Rett-syndroom, het Angelman syndroom, het Dravet syndroom. Aanvullend onderzoek zal nodig zijn om de juiste diagnose te stellen.

MRI van de hersenen
Op jonge leeftijd is op de MRI scan vaak te zien dat de hersenbalk dunner is dan gebruikelijk. De kleine hersenen hebben vaak een kleiner volume dan gebruikelijk. Er kunnen witte vlekken in de hersenen te zien zijn, dit wordt zogenaamde hypomyelinisatie genoemd. Deze afwijkingen zijn heel aspecifiek en komen bij veel verschillende aandoeningen door. Pas vanaf een jaar of vijf verschijnen specifieke afwijkingen op de MRI scan. Bepaalde onderdelen van de basale kernen (de globus pallidus en de substantia nigra genoemd) krijgen een intens zwarte kleur als gevolg van neerslag van ijzer in dit deel van de hersenen op een zogenaamde T2-opname. Op een zogenaamde T1-opname is een wit randje te zien rondom de substantia nigra en bij de verbinding tussen de kleine hersenen en de hersenstam (cerebellaire pedunkels). Deze afwijkingen zijn kenmerkend voor de groep aandoeningen die NBIA worden genoemd.

DNA-onderzoek
Wanneer aan de diagnose gedacht wordt, kan door middel van gericht DNA- onderzoek op bloed naar het voorkomen van een foutje op het X-chromosoom in het WDR45-gen
Vaak worden ook alle chromosomen tegelijkertijd onderzocht (zogenaamd Array onderzoek), zelden kan op deze manier de diagnose BPAN worden gesteld. Tegenwoordig kan door middel van een nieuwe genetische techniek (exome sequencing genoemd) deze diagnose gesteld worden zonder dat er specifiek aan gedacht was of naar gezocht is.

Stofwisselingsonderzoek
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand krijgen vaak stofwisselingsonderzoek van bloed en urine. Hierin worden bij kinderen met BPAN geen afwijkingen gevonden.

EEG
Bij kinderen met epileptische aanvallen zal een EEG gemaakt worden om te kijken van wat voor soort epilepsie er sprake is. Op het EEG worden vaak ernstige epileptiforme afwijkingen gezien die soms passen bij een epilepsiesyndroom (zoals syndroom van West of syndroom van Lennox-Gastaut). De EEG-afwijkingen zijn niet specifiek voor BPAN.
Bij kinderen die al bekend zijn met BPAN wordt laagdrempelig een 24 uurs EEG gemaakt om te kijken of er sprake is van niet zichtbare epilepsie die wel een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling.

Oogarts
Kinderen met BPAN worden altijd een keer gezien door de oogarts. De oogarts beoordeeld of er sprake is van bijziendheid of astigmatisme. De oogarts kan zien of er sprake is van een aanlegstoornis van het oog (coloboom) of voor tekenen van netvliesloslating.

Gehoortest
Kinderen met BPAN krijgen altijd een keer een gehoortest om te kijken of er sprake is van slechthorendheid, hier is bij een klein deel van de kinderen met BPAN sprake.

Foto van de botten
Een foto van de rug kan aantonen of er sprake is van een scoliose en wat de ernst van deze scoliose is. Een foto van het bekken kan laten zien of er sprake is van een heup die uit de kom geschoten is.

Hoe worden kinderen met BPAN behandeld?
Geen genezing
Er bestaat helaas geen behandeling die kinderen met BPAN kan genezen. De behandeling is er op gericht om kinderen te helpen in het omgaan met de gevolgen van deze aandoening en om bepaalde symptomen zo veel mogelijk te onderdrukken indien dit mogelijk is.

Aanvalsbehandeling epilepsie
De meeste epilepsieaanvallen gaan vanzelf over binnen enkele minuten. Omstanders hoeven dan niets te doen om de aanval te doen stoppen. Het is belangrijk om zo rustig mogelijk te blijven en het kind zo veel mogelijk met rust te laten.
Wanneer een aanval na 3-5 minuten nog niet vanzelf gestopt is, dan zal vaak geadviseerd worden om medicijnen te geven om een aanval te doen stoppen. De behandelende arts zal altijd aangeven welk tijdstip voor een bepaald kind het beste is. Medicijnen die gebruikt kunnen worden voor het stoppen van een aanval zijn diazepam rectiole (Stesolid®), midazolam neusspray, midazolam rectiole, lorazepam of clonazepam druppels.
Het effect van deze medicijnen ontstaat na enkele minuten. Nadien zal het kind meestal in slaap vallen, soms ook niet.

Behandeling epilepsie
Met behulp van medicijnen wordt geprobeerd om de epilepsieaanvallen zo veel mogelijk te voorkomen en het liefst er voor te zorgen dat er helemaal geen epilepsieaanvallen meer voorkomen. Meestal is dit niet zo eenvoudig en zijn combinaties van medicijnen nodig om de epilepsie aanvallen zo veel mogelijk of helemaal niet meer te laten voorkomen.
Verschillende soorten medicijnen kunnen gebruikt worden om de epilepsie onder controle te krijgen. Er bestaat geen duidelijk voorkeursmedicijn. Medicijnen die vaak gebruikt worden zijn natriumvalproaat (Depakine ®), levetiracetam (Keppra ®), clobazam (Frisium ®) en zonisamide (Zonegran®).
Bij een deel van de kinderen zal het niet lukken om de epilepsieaanvallen met medicijnen onder controle te krijgen. Er bestaan ook andere behandelingen die een goed effect kunnen hebben op de epilepsie, zoals een ketogeen dieet, eennervus vagus stimulator, of een behandeling met methylprednisolon. Ook een combinatie van deze behandelingen met medicijnen die epilepsie onderdrukken is goed mogelijk.

Fysiotherapie
Een fysiotherapeut kan ouders tips en adviezen geven hoe ze hun kindje zo goed mogelijk kunnen stimuleren om er voor te zorgen dat de ontwikkeling zo optimaal als mogelijk verloopt. Een fysiotherapeut kan advies geven over hulpmiddelen, zoals bijvoorbeeld een rollator om beter zelfstandig te kunnen lopen. Ook kan de fysiotherapeut kinderen helpen bij het leren schrijven of knippen.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven indien er problemen zijn met zuigen, drinken, kauwen of slikken. Jonge kinderen kunnen baat hebben bij een special-need speen die drinken gemakkelijker maakt. Ouders kinderen kunnen baat hebben bij eettherapie.
Ook kan de logopediste helpen om de spraakontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Praten kan ook ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken, ook als kinderen geen woorden kunnen gebruiken.

Diëtiste
Een diëtiste kan berekenen hoeveel voedingsstoffen en calorieën een kind per dag nodig heeft om voldoende te groeien. Kinderen die veel last hebben van spasticiteit en dystonie hebben vaak meer calorieën nodig dan hun leeftijdsgenoten die hier geen last van hebben. Soms geeft de diëtiste aanvullende calorierijke drankjes. Wanneer jongeren in een later stadium sondevoeding nodig hebben, kan de diëtiste adviseren welke sondevoeding het meest geschikt is.

Ergotherapie
Een ergotherapeut kan tips en adviezen geven hoe de verzorging en de dagelijks activiteiten van een kind zo soepel mogelijk kunnen verlopen. Ook kan de ergotherapeut advies geven over materialen die de ontwikkeling van een kind kunnen stimuleren.
Ook kan de ergotherapeut advies geven over hulpmiddelen die er voor kunnen zorgen dat kinderen zo goed mogelijk kunnen functioneren. De meeste kinderen hebben op een gegeven moment een rolstoel nodig om zich te kunnen verplaatsen. Andere hulpmiddelen die ook gebruikt kunnen worden zijn bijvoorbeeld een spraakcomputer of een speciale stoel om op te zitten.

Revalidatiearts
Een revalidatiearts coördineert de verschillende therapieën en adviseert ook over hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een aangepaste buggy, een rolstoel, steunzolen of aangepaste schoenen.
Ook is het mogelijk via een revalidatie centrum naar een aangepaste peutergroep te gaan en daar ook therapie te krijgen en later op dezelfde manier onderwijs te gaan volgen.

School
De meeste kinderen met BPAN gaan naar het speciaal onderwijs van cluster 3 waar ze op het kind afgestemd leerprogramma krijgen. Een deel van de kinderen is niet leerbaar en gaat naar een dagbesteding. Een klein deel van de kinderen is in staat om regulier onderwijs te volgen.

Orthopedagoog
Een orthopedagoog kan ouders tips en adviezen geven hoe om gaan met problemen met bijvoorbeeld gemakkelijk boos worden of contact maken met andere kinderen.  

Kinder- en jeugdpsychiater
Een kinder- en jeugdpsychiater kan advies geven hoe om te gaan met autistiforme kenmerken. Soms is het nodig om gedragsregulerende medicatie zoals risperidon of aripiprazol voor prikkelovergevoeligheid te geven.

Behandeling slaapproblemen
Een vast slaapritueel en een vast slaappatroon kunnen kinderen helpen om beter te kunnen slapen. Het medicijn melatonine kan helpen om beter in slaap te kunnen vallen. Er bestaan ook vormen van melatonine met vertraagde afgifte die ook kunnen helpen om weer in slaap te vallen wanneer kinderen in de nacht wakker worden. Slaapmiddelen worden liever niet gegeven aan kinderen omdat kinderen hier aangewend raken en niet meer zonder deze medicatie kunnen. Soms wordt het medicijn promethazine gebruikt om kinderen beter te kunnen laten slapen. Het is altijd belangrijk om uit te sluiten dat epilepsie de oorzaak is van de slaapproblemen, in geval van epilepsie is epilepsie behandeling nodig.

Oogarts
Een deel van de kinderen heeft een bril nodig om goed te kunnen zien.

Dystonie
Dystonie is vaak lastig te behandelen. Niet altijd is een behandeling voor de dystonie nodig.
Er bestaan verschillende medicijnen die dystonie kunnen verminderen zoals baclofen (Lioresal ®), trihexyfenidyl (Artane®), clonazepam (rivotril®) of levodopa (sinemet ® of madopar ®). Deze medicijnen hebben ook bijwerkingen, per kind zal moeten worden bekeken welk medicijn werkt en de minste bijwerkingen heeft. Soms wordt ook gekozen voor een combinatie van deze medicijnen in een lage dosering. Baclofen kan ook continue via een pompje worden gegeven.
Wanneer dystonie op een bepaalde plaats in het lichaam veel belemmering oplevert, dan kunnen injecties met botuline toxine ook helpen om de dystonie te verminderen.
De meeste behandelingen die tegen dystonie werken, helpen ook tegen parkinsonisme en tegen spasticiteit. Levodopa heeft in het begin vaak een goed effect op parkinsonisme, maar al snel ontstaat chorea als gevolg van levodopa en kunnen de medicijnen heel onvoorspelbaar ineens uitgewerkt zijn (on-off fenomeen). De combinatie van carbidopa/levodopa heeft een lichte voorkeur.

Sondevoeding
Indien er meer problemen zijn met slikken en kinderen onvoldoende zelf kunnen eten dan is het vaak nodig om voeding te geven via een sonde. Deze sonde kan ingebracht worden via de neus en via de keel naar de maag toe lopen. Vaak zal deze sonde voor langere tijd nodig zijn, dan zal er voor gekozen worden om de sonde via een kleine operatie direct via de huid naar de maag te laten lopen. Zo’n sonde wordt een PEG-sonde genoemd. Later kan deze vervangen worden door een mickeybutton, een sonde ook via de maag die afgesloten kan worden door middel van een dopje.

Reflux
Reflux kan er ook voor zorgen dat kinderen slecht eten. Door de voeding in te dikken met johannesbroodpitmeel kan de voeding minder gemakkelijk terug stromen van de maag naar de slokdarm. Ook zijn er medicijnen die de maaginhoud minder zuur kunnen maken waardoor de slokdarm minder geprikkeld wordt bij terugstromen van de maaginhoud. Medicijnen die hiervoor gebruikt worden zijn ranitidine, omeprazol of esomeprazol. Indien dit allemaal niet voldoende is, kan een operatie nodig zijn waarbij de overgang van de slokdarm naar de maag nauwer wordt gemaakt, waardoor de voeding ook minder gemakkelijk terug kan stromen. Dit wordt een Nissen-operatie genoemd.

q

Kwijlen
Er bestaan medicijnen die het kwijlen minder kunnen maken. Het meest gebruikte medicijn hierdoor is glycopyrrhonium. Ook kan een behandeling van de speekselklieren door middel van botox of door middel van een operatie er voor zorgen dat kinderen minder kwijlen. Per kind zullen de voor- en nadelen van elke behandeling moeten worden afgewogen om te kijken wat de beste behandeling is.

q

Verstopping van de darmen
Het medicijn macrogol kan er voor zorgen dat de ontlasting soepel en zacht blijft en stimuleert de darmwand om actief te blijven. Hierdoor kunnen kinderen gemakkelijker hun ontlasting kwijt. Verder blijft het belangrijk om te zorgen dat kinderen voldoende vocht en vezels binnen krijgen. Soms zijn zetpillen nodig om de ontlasting op gang te krijgen.

q

Tandarts
Wanneer kinderen als gevolg van dystonie in hun mond hun tong steeds kapot bijten, kan de tandarts kijken of hier een oplossing voor te bedenken is in de vorm van een kapje over de tanden heen. Vaak is dit niet mogelijk en soms is de enige oplossing het laten trekken van alle tanden en kiezen zodat kinderen niet meer telkens hun tong kapot bijten.

Antibiotica
Een deel van de kinderen die vaak terugkerende infecties heeft, heeft baat bij een lage dosering antibiotica om nieuwe infecties te voorkomen. Per kind moeten de voordelen van het geven van de antibiotica worden afgewogen tegen de nadelen ervan (antibiotica doden ook nuttige bacteriën in de darmen).

Tracheostoma
Wanneer jongeren veel last hebben van slijm en dit niet goed weg kunnen krijgen waardoor longontstekingen en benauwdheid ontstaan, kan overwogen worden om een tracheostoma te geven om dit slijm gemakkelijker weg te zuigen. Dit is echter een ingrijpende behandeling. De conditie van de jongere zal bepalen of de risico’s van deze behandeling opwegen tegen de voordelen die deze behandeling voor de jongere kan hebben.

Scoliose
De mate van zijwaartse kromming van de wervelkolom moet goed in de gaten gehouden worden. Wanneer de kromming te erg wordt, kan dit problemen geven voor het goed kunnen staan en zitten en de ademhaling beïnvloeden. Wanneer de verkromming te erg wordt, kan verdere verkromming tegengegaan worden door een korset. Indien een korset onvoldoende werkt, is soms een operatie nodig waarbij de wervelkolom wordt vastgezet zodat de verkromming niet meer toe zal kunnen nemen.

Heup uit de kom
De orthopeed en de revalidatiearts bekijken vaak samen welk behandeling voor een heup die uit de kom gaat het beste is. Soms is dit een behandeling met botuline toxine, soms wordt gekozen voor een operatie.

Kindercomfortteam
In Nederland zijn in de academische ziekenhuizen speciale kindercomfortteams. Dit zijn teams bestaande uit meerdere hulpverleners (verpleegkundigen, pedagogisch medewerkers, maatschappelijk werkenden, psychologen, geestelijke verzorgging, artsen) die ervaring hebben met de zorg voor kinderen met een aandoening die niet te genezen is. Dit team kijkt samen met kind en ouders hoe het kind een zo goed mogelijke kwaliteit van leven kan krijgen en hoe kind en ouders hierin zo goed mogelijk ondersteund kunnen worden. Dit kan per kind en ouders verschillen.

kwaliteit van leven

Financiële kant van zorg voor een kind met een beperking
De zorg voor een kind met een beperking brengt vaak extra kosten met zich mee. Er bestaan verschillende wetten die zorg voor kinderen met een beperking vergoeden.
Daarnaast bestaan regelingen waar ouders een beroep op kunnen doen, om een tegemoetkoming te krijgen voor deze extra kosten. Meer informatie hierover vindt u in de folder financiën kind met een beperking.

financien

Begeleiding
Het is voor kinderen en ouders heel ingrijpend om te horen dat hun kind een ziekte heeft die voor steeds meer klachten zal gaan zorgen en waar kinderen ook aan kunnen komen te overlijden. Een maatschappelijk werkende of psycholoog kunnen ouders ondersteuning en begeleiding geven hoe hier in het dagelijks leven mee om te kunnen gaan. Ook vinden veel ouders het vaak lastig hoe zij hun tijd en aandacht moeten verdelen tussen het kind met de beperking en andere kinderen in het gezin. In de folder aandacht en tijd voor brussen vindt u tips die u hierbij kunnen helpen.

Contact met anders ouders
Door het plaatsen van een oproepje op het forum van deze site kunt u in contact proberen te komen met andere kinderen en hun ouders/begeleiders die ook met BPAN te maken hebben.  

Wat betekent het hebben van BPAN voor de toekomst?
Toename van de problemen
Vanaf de puberteit of soms pas vanaf jong volwassen leeftijd gaan jongeren achteruit in hun functioneren als gevolg van dystonie, parkinsonisme en dementie. Jongeren raken volledig rolstoel gebonden en zijn voor hun verzorging afhankelijk van anderen.

Uitzonderingen
Er zijn jonge vrouwen met BPAN bekend die een zelfstandig leven kunnen leiden met enige ondersteuning van anderen. Het is goed mogelijk dat dankzij nieuwe genetische technieken er meer jongeren worden ontdekt die een milder beloop van de BPAN hebben dan de jongeren die tot nu toe bekend zijn met BPAN.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belangrijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Overlijden
Helaas komen kinderen met BPAN vaak op jong volwassen leeftijd te overlijden als gevolg van hun ziekte. Dit omdat zij in toenemende mate problemen krijgen waardoor ze op een gegeven moment komen te overlijden vaak als gevolg van een longontsteking of een algehele bloedvergiftiging bijvoorbeeld na een blaasontsteking.

Kinderen krijgen
BPAN is een erfelijke aandoening. De meeste volwassen mannen en vrouwen met BPAN zullen vanwege hun beperkingen zelf geen kinderen krijgen. Mannen met BPAN blijken verminderd vruchtbaar te zijn. Vrouwen met milde vormen van BPAN kunnen wel vruchtbaar zijn. Kinderen van een volwassen vrouw met BPAN hebben 50% kans om zelf ook deze aandoening te krijgen.Jongentjes zijn vaak niet levensvatbaar. Het valt niet te voorspellen in welke mate meisjes last van deze aandoening zullen krijgen. Dit kan in dezelfde mate, in mindere mate of in ernstige mate zijn. Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, zal nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om zelf ook BPAN te krijgen?
BPAN is een erfelijke aandoening. De aandoening erft via het X-chromosoom over. Vaak is het foutje in het WDR45-gen bij het kind zelf ontstaan na de bevruchting van de eicel en de zaadcel. In deze situatie hebben broertjes en zusjes geen verhoogde kans om zelf ook BPAN te krijgen ten opzichte van andere kinderen.
Een enkele keer blijkt de moeder een lichte vorm van BPAN te hebben. In deze situatie hebben broertjes en zusjes 50% kans om zelf ook BPAN te krijgen. Ook kan het zijn dat het foutje in het WDR45-gen in de eicel of zaadcel aanwezig is en niet in de andere cellen van de ouder. Deze ouder heeft dan dus geen BPAN, maar in deze situatie hebben broertjes en zusjes ook 50% kans om zelf BPAN te krijgen. De kans hierop is klein zo’n 1-2%.
Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Prenatale diagnostiek
Wanneer het foutje in het erfelijk materiaal wat BPAN veroorzaakt bekend is, dan is het mogelijk om tijdens een volgende zwangerschap door middel van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek na te gaan of een broertje of zusje ook de aandoening heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.npdn.nl.

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links
www.stichtingijzersterk.nl
(Nederlandse vereniging voor mensen met NBIA)
www.nbiadisorders.org
(Engelstalige website over NBIA)

Referenties

  1. Elevation of neuron specific enolase and brain iron deposition on susceptibility-weighted imaging as diagnostic clues for beta-propeller protein-associated neurodegeneration in early childhood: Additional case report and review of the literature. Takano K, Shiba N, Wakui K, Yamaguchi T, Aida N, Inaba Y, Fukushima Y, Kosho T. Am J Med Genet A. 2016;170A:322-8
  2. Elevation of neuron specific enolase and brain iron deposition on susceptibility-weighted imaging as diagnostic clues for beta-propeller protein-associated neurodegeneration in early childhood: Additional case report and review of the literature. Takano K, Shiba N, Wakui K, Yamaguchi T, Aida N, Inaba Y, Fukushima Y, Kosho T. Am J Med Genet A. 2016;170A:322-8
  3. Ferrous Iron Up-regulation in Fibroblasts of Patients with Beta Propeller Protein-Associated Neurodegeneration (BPAN). Ingrassia R, Memo M, Garavaglia B.Front Genet. 2017;8:18
  4. BPAN: the only X-linked dominant NBIA disorder. Haack TB, Hogarth P, Gregory A, Prokisch H, Hayflick SJ. Int Rev Neurobiol. 2013;110:85-90
  5. Single-center experience with Beta-propeller protein-associated neurodegeneration (BPAN); expanding the phenotypic spectrum. Chard M, Appendino JP, Bello-Espinosa LE, Curtis C, Rho JM, Wei XC, Al-Hertani W. Mol Genet Metab Rep. 2019;20:100483

 

Laatst bijgewerkt: 18 juli 2021 voorheen: 9 februari 2020, 15 oktober 2019 en 6 augustus 2017

Auteur: JH Schieving

 

 

 

 

 

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.