A|A|A
kinderneurologie

 

 

 

 

 



Ziektenbeelden

Vraag om informatie

Gastenboek

Van A tot en met Z

Praktische links

Contact met ouders

GABRG2-syndroom

 

Wat is het GABRG2-syndroom?
Het GABRG2-syndroom is een aandoening waarbij kinderen en/of volwassen last hebben van koortsstuipen en/of epilepsieaanvallen als gevolg van een verandering in een stukje van het erfelijk materiaal wat GABRG2-gen wordt genoemd.

Hoe wordt het GABRG2 syndroom ook wel genoemd?
Er bestaat nog geen andere naam voor het GABRG2-syndroom. Dit syndroom is vernoemd naar de plaats in het erfelijk materiaal waar een fout aanwezig is. Deze plaats wordt GABRG2-gen genoemd. Veel kinderen met het GABRG2-syndroom hebben last (gehad) van koortsstuipen en/of epilepsie. Verschillende soorten epilepsiesyndromen kunnen voorkomen. Dit wordt ook wel het spectrum van het GABRG2-syndroom genoemd.


Familiaire koortsstuipen type 8
De fout in het GABRG2-gen kan zorgen dat kinderen last krijgen van koortsstuipen. Vaak komen in de familie meerdere mensen voor die op de kinderleeftijd last hebben gehad van koortsstuipen. Daarom wordt dit ook wel een familiaire vorm van koortsstuipen genoemd. Er zijn inmiddels verschillende foutjes in het erfelijk materiaal ontdekt die er voor kunnen zorgen dat kinderen gevoeliger zijn voor het krijgen van koortsstuipen. Deze vorm is als 8e vorm als mogelijke oorzaak voor koortsstuipen ontdekt en heeft daarom de toevoeging type 8 gekregen.

GEFS+-syndroom type 3
GABRG2-syndroom staat ook wel bekend het GEFS+-syndroom type 3. Een deel van de kinderen heeft naast koortsstuipen ook last van ander type epilepsieaanvallen. Deze combinatie van koortsstuipen en andere type epilepsieaanvallen wordt ook wel GEFS+ syndroom genoemd. GEFS staat voor de Engelse termen Generalised Epilepsy with Febrile Seizures plus. Febrile Seizures is het Engelse woord voor koortsstuipen. Generalised Epilepsy is de verzamelnaam voor veel andere vormen van epilepsieaanvallen. GEFS+-syndroom kan ook door verschillende foutjes in het erfelijk materiaal veroorzaakt worden. Deze vorm is als derde vorm ontdekt, vandaar de toevoeging type 3.

Childhood absence epilepsie type 2
Een ander deel van de kinderen met dit syndroom heeft alleen last van een bepaalde soort epilepsieaanvallen die absences worden genoemd. Dit zijn aanvallen waarbij kinderen korte tijd (een aantal seconden) staren en geen contact maken en soms knipperen met de ogen of een friemelende beweging met de handen maken. Deze vorm van epilepsie wordt ook wel kinderabsence epilepsie of childhood absence epilepsie genoemd.

Dravet
Een klein deel van de kinderen met het GABRG2-syndroom ontwikkelt een moeilijk behandelbare vorm van epilepsie die Dravet syndroom wordt genoemd.

Hoe vaak komt het GABRG2-syndroom voor bij kinderen?
Het is niet goed bekend hoe vaak het GABRG2 syndroom bij kinderen voorkomt. Het is een zeldzaam voorkomende aandoening. Geschat wordt dat deze aandoening bij minder dan één op de 100.000 kinderen voorkomt. Dit syndroom is ook nog maar sinds korte tijd (2001) bekend, waarschijnlijk is nog lang niet bij alle kinderen met dit syndroom bekend dat zij dit syndroom hebben. Geschat dat ongeveer een op de twintig kinderen waarbij koortsstuipen in de familie voorkomt het GABRG2-syndroom heeft.

Bij wie komt het GABRG2-syndroom voor?
Het GABRG2-syndroom is al vanaf de geboorte aanwezig. Het kan enige tijd duren voordat een kind klachten krijgt als gevolg van het hebben van dit GABRG2-syndroom. Koortsstuipen ontstaan meestal tussen de leeftijd van 6 maanden en 6 jaar. De andere epilepsieaanvallen kunnen op verschillende leeftijden ontstaan.
Zowel jongens als meisjes kunnen het GABRG2-yndroom krijgen.

Wat is de oorzaak van het GABRG2-syndroom?
Fout in erfelijk materiaal
Het GABRG2-syndroom wordt veroorzaakt door een fout in het erfelijk materiaal van het 5e chromosoom. De plaats van deze fout wordt GABRG2-gen genoemd.

Autosomaal dominant
Het foutje in het GABRG2-gen is een zogenaamd autosomaal dominante fout. Dit houdt in dat een fout in een van de twee chromosomen 5 die een kind heeft al voldoende is om symptomen te krijgen. Dit in tegenstelling tot autosomaal recessieve aandoening, hierbij krijgen kinderen pas klachten wanneer beide chromosomen een fout op dezelfde plek bevatten.

Incomplete penetrantie
Niet iedereen die een fout in het GABRG2-gen heeft, krijgt ook daadwerkelijk symptomen als gevolg van deze fout. Dit verschijnsel wordt incomplete penetrantie genoemd. De fout in het erfelijk materiaal maakt kinderen gevoeliger voor het krijgen van epilepsie, maar niet iedereen met dieze fout krijgt daadwerkelijk te maken met koortsstuipen en/of epilepsie. Andere factoren, die nog onbekend zijn, bepalen of kinderen last van koortsstuipen en/of epilepsie of niet.

Bij het kind zelf ontstaan
Bij een deel van de kinderen die bekend zijn met het GABRG2-syndroom is het foutje bij het kind zelf ontstaan na bevruchting van de eicel door de zaadcel. Het kind heeft het foutje dan niet geërfd van een van de ouders. Dit wordt ook wel de novo genoemd, wat nieuw ontstaan bij het kind betekent.

Geërfd van een van de ouders
Er zijn ook kinderen die de fout geërfd hebben van hun vader of hun moeder die dan zelf ook het GABRG2-syndroom heeft. Het kan zijn dat de vader of moeder zelf last heeft (gehad) van koortsstuipen en/of epilepsie, maar dit hoeft niet het geval te zijn. Niet iedereen met een fout krijgt namelijk last van koortsstuipen en/of epilepsie. Vaak komen er in de familie wel meerdere mensen voor die last hebben (gehad) van koortsstuipen en/of epilepsie.

GABA-Receptor
Door het foutje in het erfelijk materiaal wordt een bepaald eiwit niet aangemaakt. Dit eiwit heet ook wel de GABA-receptor gamma-2, afgekort als GABRG2.
Dit eiwit is een belangrijk onderdeel van de GABA-A receptor in de hersenen. Een receptor is een soort slotje die door middel van de juiste sleutel in werking gezet kan worden waardoor in de hersenen een bepaalde actie wordt uitgevoerd. Activeren van de GABA-receptor remt hersencellen af en zorgt voor rust in de hersenen. Door de fout in het erfelijk materiaal werkt de receptor niet goed, waardoor de hersenencellen minder afgeremd worden dan gebruikelijk. De hersencellen zijn hierdoor actiever dan gebruikelijk, waardoor gemakkelijker epilepsie kan ontstaan. In geval van een koortsstuip of een epileptische aanval zijn bepaalde hersencellen onbedoeld overmatig actief.  

Andere genen
GABRG2-gen regelt ook de werking van andere belangrijke routesdie betrokken zijn bij de ontwikkeling van de hersenen, zoals de MAPK-route en de PI3K-AKt route. Verstoorde werking van deze routes in de hersenen kan ook zorgen voor een veranderde aanleg en werking van de hersenen waardoor ontwikkelings- en leerproblemen kunnen ontstaan.

Wat zijn de symptomen van het GABRG2-syndroom?
Grote variatie
Er bestaat een grote variatie in de hoeveelheid en de ernst van de symptomen die verschillende kinderen en volwassenen met het GABRG2 syndroom hebben. De hoeveelheid klachten die een kind zal gaan krijgen, hangt ook sterk samen met de plaats en het soort foutje in het GABRG2-gen. Het valt van te voren lastig te voorspellen welke kinderen geen of weinig en welke kinderen veel symptomen zullen gaan krijgen. Kinderen die het foutje Q390X hebben, hebben vaak meer symptomen dan kinderen die andere foutjes hebben.
Ook is dit een heel nieuw syndroom. Waarschijnlijk zijn nog niet alle kenmerken van dit syndroom bekend.

Koortsstuipen
Een deel van de kinderen met het GABRG2-syndroom krijgt een of meerdere koortsstuipen. Koortsstuipen zijn epileptische aanvallen die ontstaan wanneer de lichaamstemperatuur snel stijgt, vaak als gevolg van een infectie. Verschillende soorten aanvallen kunnen ontstaan als gevolg van een koortsstuipen: aanvallen met verstijven van de armen en benen, aanvallen met verslappen van de armen en benen en/of aanvallen met schokken in de armen en/of benen. De aanvallen kunnen een of meerdere minuten duren. Kinderen met alleen koortsstuipen hebben geen aanvallen wanneer zij geen koorts hebben. Vaak wordt de koorts pas opgemerkt, wanneer het kind een aanval heeft gehad. Koortsstuipen verdwijnen vaak na de leeftijd van 4 tot 6 jaar.

Epilepsie
Een deel van de kinderen heeft naast koortsstuipen ook aanvallen die ontstaan zonder dat er sprake is van koorts. Deze aanvallen worden epilepsieaanvallen genoemd. Verschillende soorten aanvallen kunnen ontstaan: aanvallen met staren en stil vallen (absences), aanvallen met verstijven van de armen en benen (tonische aanval), aanvallen met verslappen van de armen en benen (atone aanval),aanvallen met kleine schokjes op verschillende plaatsen in het lichaam (myoclonieën) en/of aanvallen met schokken (clonische aanvallen). Kinderen kunnen een soort aanval hebben of verschillende soorten aanvallen naast elkaar. De frequentie van de aanvallen kan erg verschillen, sommige kinderen hebben een keer per jaar een aanval, anderen elke week.
Een klein deel van de kinderen met het GABRG2-syndroom ontwikkeld een moeilijk behandelbaar epilepsie syndroom zoals het Dravet-syndroom of het Lennox-Gastaut syndroom.'

Ontwikkeling
Kindere met het GABRG2-syndroom die koortsstuipen, GEFS+, absence epilepsie of focale aanvallen hebben ontwikkelen zich meestal normaal net als kinderen zonder dit syndroom. Zij leren net als andere kinderen kruipen, staan, lopen en praten en doen dit ook op het zelfde moment als kinderen die niet dit syndroom hebben. Kinderen die frequent (vrijwel elke dag) last hebben van epilepsieaanvallen, zoals het Dravet syndroom of het Lennox-Gastaut syndroom kunnen zich langzamer ontwikkelen dan hun leeftijdsgenoten. Het hebben van deze vormen van epilepsie kost veel energie en deze energie kan niet meer in de ontwikkeling gestoken worden. Deze vormen van epilepsie hebben dus gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van een kind.

Spraaktaalontwikkeling
De epilepsie kan ook van invloed zijn op de spraaktaalontwikkeling. Het leren praten, gaat vaak ook langzamer dan kinderen zonder dit syndroom. De eerste woordjes en zinnen komen op latere leeftijd dan bij leeftijdsgenoten zonder dit syndroom. Vaak kinderen is het lastiger om goed lopende zinnen te maken. Kinderen kunnen het moeilijk vinden om uit te drukken hoe zij zich voelen of wat ze hebben meegemaakt. Het begrijpen van wat anderen zeggen gaat kinderen vaak beter af dan het zelf verwoorden wat kinderen willen zeggen.

Leren
Kinderen met het GABRG2-syndroom die alleen koortsstuipen hebben gehad of weinig last hebben van epilepsieaanvallen hebben meestal geen problemen met leren. Zij kunnen regulier onderwijs volgen. Bij kinderen die vaak last hebben van epilepsieaanvallen komen wel vaker problemen met leren voor. Deze kinderen kunnen problemen hebben met bijvoorbeeld lezen of rekenen en vaker herhaling nodig hebben om de geleerde stof te kunnen onthouden. Bij een deel van de kinderen is het IQ lager dan 70, de grens waaronder wordt gesproken van een verstandelijke beperking. Een ander deel van de kinderen heeft een IQ tussen de 70 en 85, bij hen wordt er gesproken van zwakbegaafdheid.

AD(H)D
AD(H)D komt vaker voor bij kinderen met het GABRG2-syndroom. Kinderen met ADHD hebben moeite om bij een taakje langere tijd de aandacht te houden. Ze spelen maar kort met een bepaald speelgoed en gaan dan weer naar een ander stukje speelgoed. Kinderen zijn snel afgeleid door een geluid of een beweging in de kamer. Op school hebben kinderen moeite langer tijd hun aandacht bij het schoolwerk te houden.
Kinderen kunnen moeite hebben met stil zitten en bewegen het liefst de hele dag. Kinderen hebben de neiging om eerst te doen en dan pas te denken of dit wel verstandig is, dit wordt impulsief gedrag genoemd.

Hoe wordt de diagnose GABRG2 syndroom gesteld?
Verhaal en onderzoek
Wanneer kinderen last hebben van frequent voorkomende koortsstuipen en/of epilepsie dan kan gedacht worden dat er sprake is van een fout in het erfelijk materiaal als oorzaak voor de koortsstuipen en/of epilepsie. Er bestaan echter veel verschillende foutjes die kunnen zorgen voor koortsstuipen en/of epilepsie, zodat aanvullend onderzoek nodig zal zijn om te ontdekken van welk foutje er sprake is.

Genetisch onderzoek
Door middel van bloedonderzoek kan het erfelijke materiaal, het DNA, worden onderzocht. Wanneer gedacht wordt aan het GABRG2 syndroom omdat dit in de familie voorkomt, dan kan rechtstreeks in het DNA gekeken kijken of er een fout aanwezig is in het GABRG2-gen.
Vaak zal bij kinderen waarbij nog niet in de familie bekend is dat er sprake is van het GABRG2 syndroom een uitgebreid genetisch onderzoek worden ingezet waarbij tegelijkertijd meerdere foutjes die allemaal de oorzaak kunnen zijn van koortsstuipen en/of epilepsie onderzocht kan worden. Op deze manier kan ontdekt worden dat er sprake is van het GABRG2-syndroom.

EEG
Kinderen met epilepsie zullen vaak een EEG krijgen om te kijken waar in de hersenen de epilepsie ontstaat. Kinderen met het GABRG2 syndroom zijn vaak op het EEG geen afwijkingen te zien, wanneer kinderen geen aanval hebben gehad tijdens het EEG.
Bij kinderen die frequent last hebben van epilepsieaanvallen kunnen in de loop van de jaren wel afwijkingen worden gezien op het EEG, ook als het kind geen aanval heeft gehad tijdens het EEG.

MRI hersenen
Kinderen met frequent optredende epilepsie aanvallen krijgen vak een MRI scan om te kijken of er bijzonderheden aan de hersenen te zien zijn. Bij kinderen met het GABRG2 syndroom worden meestal geen bijzonderheden gezien op deze MRI-scan. Bij kinderen die frequent last hebben van epilepsieaanvallen, kan het hersenvolume kleiner zijn dan gebruikelijk is op de leeftijd. Ook kan de aanleg van het myelinelaagje rondom de zenuwuitlopers achterlopen ten opzichte van leeftijdsgenoten.

Stofwisselingsonderzoek
Door middel van bloed en urine onderzoek zal bij kinderen met epilepsie gekeken worden of er sprake is van een stofwisselingsziekte. Bij kinderen met het GABRG2 syndroom worden bij dit onderzoek geen bijzonderheden gevonden.

Hoe wordt het GABRG2 syndroom behandeld?
Geen behandeling
Kinderen die als gevolg van het GABRG2-syndroom koortsstuipen hebben en/of weinig frequent last hebben van epilepsieaanvallen, worden meestal niet behandeld met medicijnen om epilepsieaanvallen te voorkomen. In geval van koortsstuipen zijn deze medicijnen namelijk weinig effectief. Daarnaast hebben deze medicijnen ook bijwerkingen en moeten ze elke dag worden ingenomen. Daarom wegen bij kinderen met weinig frequente aanvallen de voordelen van het gebruik van medicijnen, vaak niet op tegen de nadelen van het gebruik van medicijn.

Behandeling met medicijnen
Bij kinderen die frequenter last hebben van epilepsieaanvallen, kan het gebruik van medicijnen er voor zorgen dat kinderen minder vaak en hopelijk helemaal geen last meer hebben van epilepsieaanvallen. Er bestaan veel verschillende soorten medicijnen die er voor kunnen zorgen dat kinderen minder last hebben van epilepsieaanvallen. Het is niet bekend dat er sprake is van een voorkeursmedicijn. Medicijnen die vaker gebruikt worden zijn levetiracetam (Keppra®), natriumvalproaat (Depakine®), lamotrigine (Lamictal®), zonisamide (Zonegran®), topiramaat (Topamax®) en ethosuximide (Ethymal®). Het is niet goed bekend of medicijnen die de werking van de GABA-receptor stimuleren (zoals clobazam, clonazepam, fenobarbital) bij kinderen met deze aandoening minder goed werken. Wanneer uw kind het lastig vindt om medicijnen in te nemen, vindt u hier tips voor innemen

Andere behandelingen
Bij een deel van de kinderen zal het niet lukken om de epilepsieaanvallen met medicijnen onder controle te krijgen. Er bestaan ook andere behandelingen die een goed effect kunnen hebben op de epilepsie, zoals een ketogeen dieet, een nervus vagusstimulator of een behandeling met methylprednisolon. Ook een combinatie van deze behandelingen met medicijnen die epilepsie onderdrukken kan een goede optie zijn.

School
Epilepsie kan gevolgen hebben voor het leren op school. Daarom zijn er mogelijkheden voor begeleiding op school voor kinderen met epilepsie zodat zij hun leermogelijkheden zo optimaal mogelijk kunnen benutten. Het LWOE heeft veel specifieke ervaring in het begeleiden van kinderen met epilepsie op school. Kinderen met het GABRG2 syndroom hebben vaak extra begeleiding nodig in verband met problemen met bijvoorbeeld de aandacht, concentratie, planning of informatie verwerking.

AD(H)D
Kinderen met AD(H)D hebben vaak behoefte aan een rustige en opgeruimde omgeving in te werken. Het helpt wanneer zij een taak tegelijk hoeven te doen. Het inbouwen van rustpauzes waarin even bewogen kan worden, helpt vaak om daarna met betere aandacht te kunnen werken. Wanneer deze maatregelen geen effect hebben en de problemen met de aandacht en concentratie negatieve gevolgen hebben op de leerontwikkeling, dan kunnen medicijnen ingezet worden (zoals methylfenidaat, dexamfetamine of atomoxetine) om de aandacht en concentratie te verbeteren. Ook hier geldt, dat de voor- en nadelen van het gebruik van medicijnen tegen elkaar afgewogen moet worden. Een kinder- en jeugdpsychiater kan kind en ouders hierin advies en begeleiding geven.

Fysiotherapie
Een fysiotherapeut kan ouders tips en adviezen geven hoe ze hun kind zo goed mogelijk kunnen stimuleren om er voor te zorgen dat de ontwikkeling zo optimaal als mogelijk verloopt.

Logopedie
Een logopediste kan tips en adviezen geven om de spraakontwikkeling zo goed mogelijk te stimuleren. Praten kan ook tijdelijk ondersteund worden door middel van gebaren of pictogrammen. Op die manier kunnen kinderen zich leren uitdrukken ook als ze nog geen woorden kunnen gebruiken. Sommige kinderen hebben baat bij een spraakcomputer.

Begeleiding
Een maatschappelijk werkende of psycholoog kan begeleiding geven hoe het hebben van deze aandoening een plaatsje kan krijgen in het dagelijks leven.

Contact met andere ouders
Door middel van een oproepje op het forum van deze site kunt u proberen in contact te komen met andere kinderen en hun ouders/verzorgers die ook te maken hebben met het GABRG2- syndroom.

Wat betekent het hebben van het GABRG2 syndroom voor de toekomst?
Weinig over bekend
Omdat het GABRG2-syndroom nog maar korte tijd bekend is, is niet bekend hoe het beloop van deze aandoening is.

Koortsstuipen
Koortsstuipen verdwijnen vaak spontaan na de leeftijd van 4 tot 6 jaar.

Aanvalsvrijheid
Bij een groot deel van de kinderen lukt het om er voor te zorgen dat de aanvallen al dan niet met medicijnen (bijna) niet meer voorkomen.

Verminderen na de puberteit
Bij de meeste kinderen neemt de aanvalsfrequentie af na de puberteit.

Ontwikkeling
Een deel van de kinderen met een GABRG2 syndroom ontwikkelt zich normaal. Zij kunnen normaal onderwijs volgen. Soms hebben zij wel extra begeleiding nodig in verband met problemen met bijvoorbeeld de aandacht, concentratie, planning of informatie verwerking.

Transitie van zorg
Tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar wordt de zorg vaak overgedragen van kinderspecialisten naar specialisten die de zorg aan volwassenen geven. Het is belangrijk om tijdig hierover na te denken. Is er behoefte de zorg over te dragen naar specialisten voor volwassenen of kan de huisarts de zorg leveren die nodig is.En als er behoefte is aan overdragen van de zorg naar specialisten voor volwassenen, naar welke dokter(s) wordt de zorg dan overgedragen? In welk ziekenhuis kan de zorg het beste geleverd worden. Het proces van overdragen van de zorg wordt transitie genoemd. Het is belangrijk hier tijdig over na te denken en een plan voor te maken samen met de dokters die betrokken zijn bij de zorg op de kinderleeftijd.
Ook is het belangrijk om te gaan werken aan zelfstandigheid van de jongere. Op de kinderleeftijd zorgen ouders dat de zorg rondom de jongere goed geregeld wordt, op volwassen leeftijd wordt dit steeds meer van de jongeren zelf verwacht. Het is goed om tijdig na te gaan op welke vlakken de jongere al zelfstandig is en op welke vlakken er getraind moet worden voor meer zelfstandigheid. De groeiwijzer kan hierin behulpzaam zijn.
Ook verandert er veel in de zorg wanneer een jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt. Voor meer informatie over deze veranderingen verwijzing wij u naar het artikel veranderingen in de zorg 18+.

Arts VG
Een Arts VG is een arts die zich gespecialiseerd heeft in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De Arts VG richt zich op het voorkomen, behandelen en beperken van lichamelijke en psychische problemen die te maken hebben met een verstandelijke of lichamelijke beperking. De Arts VG werkt hiervoor samen met de huisarts, de medische specialist, de gedragsdeskundige en/of andere therapeuten (zoals een fysiotherapeut of een logopedist). Er zijn steeds meer poliklinieken in Nederland waar een Arts VG werken en waar kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking terecht kunnen met hun hulpvragen die te maken hebben met hun beperking. Daarnaast werken Artsen VG ook in instellingen en zijn ze betrokken bij gespecialiseerde kinderdagcentra. Op de website van de VGN is een lijst met poliklinieken te vinden waar Artsen VG werken.

Rijbewijs
Wanneer een jongere of volwassene nog steeds last heeft van epilepsieaanvallen, zal dit gevolgen hebben voor de rijvaardigheid. Op de eigen verklaring van het CBR moet ingevuld worden dat er sprake is van epilepsie. Deze eigen verklaring kan het beste worden ingevuld wanneer er gestart wordt met rijlessen, maar moet worden ingevuld wanneer een jongeren of volwassene rijexamen wil doen of zijn of haar rijbewijs wil verlangen. Dit zal er vaak voor zorgen dat er een medische keuring nodig zal zijn. Er zijn regels hoe lang de laatste epilepsie-aanval geleden moet zijn opgetreden om weer een auto te mogen besturen. Het is mogelijk dat de geldigheidsduur van het rijbewijs korter is dan gebruikelijk. Meer informatie over het rijbewijs en epilepsie,is te vinden op de website van het CBR.

Werk
Een deel van de volwassenen met het GABRG2 syndroom kan op volwassen leeftijd regulier werk uitvoeren. Het is niet verplicht de werkgever op de hoogte te stellen dat de diagnose GABRG2 syndroom is gesteld. Het kan wel fijn zijn dat de werkgever op de hoogte is, zodat er bijvoorbeeld aanpassingen aan de werkplek worden gedaan of een mogelijkheid om een rustmoment gedurende de dag te nemen. De bedrijfsarts kan behulpzaam zijn bij het adviseren voor aanpassingen waardoor de volwassene met het GABRG2 syndroomop een goede en gezonde manier zijn werk kan doen.
Voor een ander deel van de volwassenen zal het niet mogelijk zijn om regulier werk te vinden. Zij kunnen een beroep doen op de participatiewet. Hiervoor kunnen volwassenen contact opnemen met de gemeente van de plaats waar zij wonen. De gemeente kijkt samen met de volwassene welke ondersteuning de volwassene nodig heeft om passend werk te vinden. Jobcoaches kunnen helpen bij het vinden van passend werk.

Levensverwachting
Er zijn tot nu toe geen gegevens bekend dat de levensverwachting van kinderen met het GABRG2-syndroom anders is dan die van kinderen zonder dit syndroom.  
Bij volwassenen (en zelden ook bij kinderen) met een moeilijk behandelbare epilepsie komt SUDEP voor. SUDEP staat voor Sudden Unexpected Death in Epilepsy Patients. Dit is het onverwacht en onverklaard overlijden van een patiënt met epilepsie gedurende de slaap.

Kinderen krijgen
Het is niet bekend of het hebben van dit syndroom van invloed is op de vruchtbaarheid. Vrouwen die last hebben van epilepsieaanvallen en/of medicijnen gebruiken om epilepsieaanvallen te voorkomen, wordt geadviseerd bij zwangerschapswens voordat de vrouw zwanger is contact op te nemen met de gynaecoloog en de neuroloog om samen een plan te maken voor het goed verlopen van de zwangerschap. Het wordt deze vrouwen geadviseerd te bevallen in een ziekenhuis waar een gynaecoloog en neuroloog aanwezig zijn.
Wanneer een volwassene met dit syndroom kinderen krijgt, dan hebben deze kinderen zelf 50% kans om het foutje in het GABRG2-gen te krijgen. Of zij hier last van krijgen of niet valt niet goed te voorspellen. Wanneer deze kinderen wel klachten krijgen, dan kunnen deze klachten even erg, erger of minder erg zijn dan de klachten die de ouder had.   Indien de volwassene geen kinderen wil of kan krijgen, moet wellicht nagedacht moeten worden over anticonceptie, waarover u in deze folder meer informatie vindt.

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om zelf ook het GABRG2-syndroom te krijgen?
Wanneer een van de ouders zelf het GABRG2-syndroom heeft, dan hebben broertjes en zusjes maximaal 50% kans om zelf ook een fout in het GABRG2-gen te krijgen. Niet alle kinderen met een fout, krijgen daadwerkelijk klachten. De kans dat een broertje of zusje klachten krijgt, is dus kleiner dan deze 50%.
Wanneer het foutje bij het kind zelf ontstaan is en niet overgeërfd is van een van de ouders, dan is de kans heel klein dat broertjes en zusjes ook een fout in het GABRG2 gen zullen krijgen. Dit zou alleen kunnen indien een van de ouders de fout in een eicel of zaadcel heeft zitten zonder dat dit foutje ergens anders in de lichaamscellen voorkomt. Dit wordt ouderlijke mocaïsisme genoemd. De kans hierop is heel klein, ongeveer 1%.Een klinisch geneticus kan hier meer informatie over geven.

Familiebrief
Het hebben van een genetische aandoening kan soms ook consequenties hebben voor andere familieleden dan alleen de jongere en zijn gezin. Er kan een kans bestaan dat deze aandoening bij meerdere familieleden voorkomt. Een klinisch geneticus maakt meestal een familiebrief. Hierin wordt uitgelegd wat de aandoening inhoudt, waar meer informatie te vinden is over de aandoening en waarin vermeld staat of familieleden een verhoogde kans hebben om ook zelf deze aandoening te hebben. Met deze brief kunnen familieleden die dat willen via de huisarts verwezen worden naar een klinisch geneticus.

Prenatale diagnostiek
Door middel van een vlokkentest in de 12e zwangerschapsweek of een vruchtwaterpunctie in de 16e zwangerschapsweek bestaat de mogelijkheid om tijdens een zwangerschap na te gaan of een broertje of zusje ook deze aandoening heeft. Beide ingrepen hebben een klein risico op het ontstaan van een miskraam (0,5% bij de vlokkentest en 0,3% bij de vruchtwaterpunctie). De uitslag van deze onderzoeken duurt twee weken. Voor prenatale diagnostiek kan een zwangere de 8ste week verwezen worden door de huisarts of verloskundige naar een afdeling klinische genetica. Meer informatie over prenatale diagnostiek kunt u vinden op de website: www.pns.nl

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

Wilt u ook uw verhaal kwijt, dat kan: verhalen kunnen gemaild worden via info@kinderneurologie.eu en zullen daarna zo spoedig mogelijk op de site worden geplaatst. Voor meer informatie zie hier.

Heeft u foto's die bepaalde kenmerken van deze aandoening duidelijk maken en die hier op de website mogen worden geplaatst, dan vernemen wij dit graag.

Links en verwijzingen
www.epilepsievereniging.nl
(site van epilepsievereniging Nederland)
www.epilepsie.nl
(site van het nationaal epilepsiefonds)


Referenties

  1. De novo GABRG2 mutations associated with epileptic encephalopathies. Shen D, Hernandez CC, Shen W, Hu N, Poduri A, Shiedley B, Rotenberg A, Datta AN, Leiz S, Patzer S, Boor R, Ramsey K, Goldberg E, Helbig I, Ortiz-Gonzalez XR, Lemke JR, Marsh ED, Macdonald RL. Brain. 2017 ;140:49-67
  2. Molecular Pathogenic Basis for GABRG2 Mutations Associated With a Spectrum of Epilepsy Syndromes, From Generalized Absence Epilepsy to Dravet Syndrome. Kang JQ, Macdonald RL. JAMA Neurol. 2016;73:1009-16
  3. Novel GABRG2 mutations cause familial febrile seizures. Boillot M, Morin-Brureau M, Picard F, Weckhuysen S, Lambrecq V, Minetti C, Striano P, Zara F, Iacomino M, Ishida S, An-Gourfinkel I, Daniau M, Hardies K, Baulac M, Dulac O, Leguern E, Nabbout R, Baulac S. Neurol Genet. 2015;1:e35
  4. A novel GABRG2 mutation, p.R136*, in a family with GEFS+ and extended phenotypes. Johnston AJ, Kang JQ, Shen W, Pickrell WO, Cushion TD, Davies JS, Baer K, Mullins JGL, Hammond CL, Chung SK, Thomas RH, White C, Smith PEM, Macdonald RL, Rees MI. Neurobiol Dis. 2014;64:131-141
  5. Human GABRG2 generalized epilepsy: Increased somatosensory and striatothalamic connectivity. Pedersen M, Kowalczyk M, Omidvarnia A, Perucca P, Gooley S, Petrou S, Scheffer IE, Berkovic SF, Jackson GD. Neurol Genet. 2019;5:e340.
  6. GABRG2 Deletion Linked to Genetic Epilepsy with Febrile Seizures Plus Affects the Expression of GABA(A) Receptor Subunits and Other Genes at Different Temperatures. Li X, Guo S, Liu K, Zhang C, Chang H, Yang W, Rong S, Hu Q, Cui J, Wang F, Sun T. Neuroscience. 2020;438:116-136.
  7. Dravet syndrome-associated mutations in GABRA1, GABRB2 and GABRG2 define the genetic landscape of defects of GABA(A) receptors. Hernandez CC, Tian X, Hu N, Shen W, Catron MA, Yang Y, Chen J, Jiang Y, Zhang Y, Macdonald RL. Brain Commun. 2021;3:fcab033
  8. Phenotypic Spectrum and Prognosis of Epilepsy Patients With GABRG2 Variants. Yang Y, Niu X, Cheng M, Zeng Q, Deng J, Tian X, Wang Y, Yu J, Shi W, Wu W, Ma J, Li Y, Yang X, Zhang X, Jia T, Yang Z, Liao J, Sun Y, Zheng H, Sun S, Sun D, Jiang Y, Zhang Y. Front Mol Neurosci. 2022;15:809163

 

Laatst bijgewerkt 25 augustus 2021 voorheen: 26 augustus 2020, 21 augustus 2019 voorheen: 18 augustus 2018

 

Auteur:JH Schieving

 

 

 

 

 

 

 

 

 



 

Epi

Hier is ruimte voor
Uw verhaal

Heeft uw kind nog andere symptomen, laat het ons weten.