Klinefelter syndroom

Wat is het Klinefelter syndroom?

Het Klinefelter syndroom is een aandoening bij jongens die veroorzaakt wordt door het voorkomen van een of meerdere extra X-chromosomen.

 

Hoe wordt het Klinefelter syndroom ook wel genoemd?

Het Klinefelter syndroom wordt ook wel het 47XXY syndroom genoemd. Normaal hebben kinderen 46 chromosomen waaronder 2 geslachtschromosomen. Er bestaan twee geslachtschromosomen een X en een Y chromosoom. Jongens hebben een X en een Y chromosoom, meisjes twee maal een X chromosoom. Het hebben van een Y-chromosoom bepaalt dat een kind een jongentje wordt. Jongens met het Klinefelter syndroom hebben meer dan een X-chromosoom. Wanneer een jongentje een X-chromosoom extra heeft, heeft het dus 47 chromosomen waaronder 2 maal een X en een maal een Y. Dit wordt dus aangegeven met de term XXY. Wanneer een jongen 3 X-chromosomen heeft wordt dit 48 XXXY genoemd en bij vier X-chromosomen 49 XXXXY.
Er zijn ook kinderen die een zogenaamd mocaisisme hebben. Een deel van de lichaamscellen heeft het normale aantal chromosomen, een ander deel van de lichaamscellen heeft extra X-chromosomen.
Klinefelter was een arts die dit syndroom beschreven heeft.

 

Hoe vaak komt het Klinefelter-syndroom voor?

Het Klinefelter-syndroom komt bij één op de 500 jongens voorkomt. Bij lang niet alle kinderen zal de diagnose gesteld zijn. 80-90% van de jongens heeft de combinatie 47 XXY, 10% van de kinderen heeft een mocaisisme, dat wil zeggen dat een deel van de cellen het normale aantal chromosomen heeft en een deel van de cellen één X-chromosoom extra.

 

Bij wie komt het Klinefelter-syndroom voor?

Het Klinefelter-syndroom komt alleen voor bij jongentjes omdat een kind met een Y-chromosoom altijd een jongen is. Het Klinefelter-syndroom is al vanaf de geboorte aanwezig. Vaak valt pas op latere leeftijd op dat deze kinderen zich anders ontwikkelen en wordt dan pas de diagnose gesteld.
Omdat kinderen met het Klinefelter-syndroom relatief weinig klachten hebben, zal bij een groot deel van de jongens ook niet bekend zijn dat er sprake is van het Klinefelter-syndroom.

 

Hoe ontstaat het Klinefelter-syndroom?

Fout tijdens de bevruchting

Tijdens de bevruchting versmelt de eicel van de moeder met een zaadcel van de vader. Bij een jongentje levert de eicel het X-chromosoom en de zaadcel het Y-chromosoom. Bij kinderen met het Klinefelter-syndroom levert de eicel of de zaadcel extra X-chromosomen. Hoe het komt dat een eicel of een zaadcel meer dan een geslachtschromosoom levert, is niet goed bekend. Wel wordt dit vaker gezien bij ouders die pas op latere leeftijd een kind krijgen. Het proces van verdeling van de chromosomen naar de eicel en de zaadcel verloopt dan minder goed, waardoor een eicel of een zaadcel meer dan een geslachtschromosoom krijgt.

Fout na de bevruchting

Bij een deel van de kinderen met het Klinefelter syndroom ontstaat de fout pas tijdens de celdelingen na de bevruchting van eicel met een zaadcel. Bij deze kinderen heeft een deel van de cellen vaak normaal een X en een Y-chromosoom, terwijl een ander deel van de cellen meerdere X-chromosomen heeft. Dit wordt mocaisisme genoemd.

Testosteron

Jongens met het Klinefelter syndroom maken onvoldoende van het hormoon testosteron aan in hun zaadballen. De aanmaak van het testosteron wordt nadelig beïnvloed door het extra X-chromosoom. Door dit tekort aan testosteron, ontwikkelen tijdens en na de puberteit minder mannelijke kenmerken zoals spiermassa, beharing op het lichaam, kaalheid op het hoofd. Ook ontstaat er gemakkelijker borstontwikkeling.

 

 

Wat zijn de symptomen van het Klinefelter-syndroom?

Eerste levensjaren

In de eerste levensjaren zijn er weinig opvallends aan kinderen met het Klinefelter-syndroom. Baby’s met dit syndroom worden net als andere kinderen geboren, hebben een normaal geboortegewicht en een normale lengte. Vaak hebben jongens met het Klinefelter syndroom vanaf de geboorte een kleinere penis dan gebruikelijk.

Grote lengte

Kinderen met het Klinefelter-syndroom groeien vanaf de lager schoolleeftijd sneller dan andere kinderen zonder dit syndroom. Zij zijn daardoor langer, gemiddeld worden kinderen met het Klinefelter-syndroom 7 centimeter langer dan de gemiddelde lengte van de Nederlandse man.
Vaak hebben kinderen met een Klinefelter-syndroom een slank postuur. De armen en benen zijn vaak opvallend lang. Vaak zijn jongens met het Klinefelter syndroom minder gespierd en hebben ze minder lichaamsbeharing. Een op de vier jongens heeft een kromme pink.
Kinderen met meer dan 4 X-chromosomen kunnen juist kleiner zijn dan hun leeftijdsgenoten.

Uitwendige geslachtsorganen

Jongens met het Klinefelter syndroom hebben vaak een kleinere penis. Bij jonge kinderen kunnen de balletjes niet goed indalen. Ook blijven de zaadballetjes tijdens de puberteit kleiner dan normaal. Pubers met het Klinefelter syndroom hebben vaak minder libido. Ook is het soms moeilijker om een goede erectie te krijgen.

Ontwikkeling

Jongens met het Klinefelter syndroom ontwikkelen zich vaak wat trager dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan wat later rollen, zitten, staan en lopen dan leeftijdsgenoten. Wel leren ze al deze vaardigheden uiteindelijk wel. Vaak blijven jongens met het Klinefelter syndroom wat onhandig en zijn er problemen met het coördineren van verschillende bewegingen.

Uithoudingsvermogen

Jongens met het Klinefelter syndroom hebben vaak minder uithoudingsvermogen dan hun leefijdsgenoten. Ze zijn sneller moe en kunnen activiteiten minder lang volhouden.

Spraakontwikkeling

Bij jongens met het Klinefelter-syndroom komt de spraakontwikkeling vaak wat later op gang. Zij leren uiteindelijk wel normaal praten.

Leerproblemen

Jongens met het Klinefelter-syndroom hebben vaker problemen met leren. Dyslexie en andere leerproblemen komen vaker voor. Ook zijn er vaak problemen met de concentratie. Meestal is de intelligentie van kinderen met XXY normaal. De meeste jongens zullen wel normaal onderwijs kunnen volgen. Problemen met het onthouden van nieuwe informatie komt vaker voor.
Kinderen met meer dan 2 X-chromosomen hebben wel een verminderde intelligentie. Hoe meer X-chromosomen hoe lager de intelligentie. Gemiddeld daalt het IQ met 15 punten per extra X-chromosoom.

Emotionele ontwikkeling

Jongens met het Klinefelter-syndroom gedragen zich op emotioneel gebied vaak jonger dan hun kalenderleeftijd. Hierdoor kunnen ze minder weerbaar zijn ten opzichte van. leeftijdsgenoten. Vaak zijn ze erg vriendelijk en meegaand van karakter.
Sommige jongens met het Klinefelter-syndroom hebben vaker last van driftbuien.
Een deel van de kinderen heeft moeite met het maken van vriendjes. Veel jongens hebben weinig zelfvertrouwen.

Psychische problemen

Jongeren met het Klinefelter syndroom hebben vaker last van een depressie, angststoornis of een psychose. Deze problemen ontstaan vaak tijdens of na de puberteit.

Borstontwikkeling

Een op de drie jongens met het Klinefelter syndroom krijgt tijdens de puberteit borsten. Deze jongens hebben op volwassen leeftijd een grotere kans om borstkanker te krijgen in vergelijking met jongens met het normale aantal geslachtschromosomen.

Hormonen

Bij jongens met het Klinefelter syndroom kunnen verstoringen van de hormonen in het lichaamvoorkomen. Zo hebben kinderen met het Klinefelter syndroom vaker een te traag werkende schildklier of suikerziekte.

Gebit

Vier op de tien jongeren met het Klinefelter syndroom heeft grote hoektanden met ruim tandvlees.

Kiemceltumoren

Jongeren en volwassenen met het Klinefelter syndroom hebben een vergrote kans om kiemceltumoren te ontwikkelen ergens in het lichaam.

Spataderen

Na de puberteit hebben jongens met het Klinefelter syndroom een vergrote kans om spataderen te krijgen. Ook komt trombose bij hen vaker voor.

Hartafwijking

De helft van de jongeren met het Klinefelter syndroom heeft een minder goed functionerende hartklep tussen de linkerboezem en de linkerhartkamer. Meestal veroorzaakt dit geen problemen.

Botontkalking

Kinderen met het Klinefelter syndroom hebben sneller last van botontkalking. De botten kunnen daardoor minder sterk zijn en gemakkelijker breken.
Ook zijn bij kinderen met het Klinefelter syndroom vaker het spaakbeen en de ellepijp aan elkaar vast gegroeid.

 

Hoe wordt de diagnose Klinefelter-syndroom gesteld?

Verhaal en onderzoek

Omdat jongens met het Klinefelter-syndroom vaak weinig klachten hebben, zal lang niet altijd de diagnose gesteld zijn. Bij jongens die langer zijn dan leeftijdsgenoten en problemen hebben met leren en het concentreren kan aan het Klinefelter syndroom worden gedacht.

Chromosomenonderzoek

Uit bloedonderzoek kunnen chromosomen gehaald worden die onder de microscoop bekeken kunnen worden. Bij dit onderzoek valt op dat er in plaats van een X en een Y-chromosoom, sprake is van twee X-chromosomen.

Bloedonderzoek

Tijdens de puberteit hebben jongens met het Klinefelter syndroom hoge waardes van de hormonen FSH en LH in het bloed en lage testosteronwaarden. Dit testosteron stijgt niet wanneer het medicijn HCG wordt gegegeven.

Urineonderzoek

Ook in de urine kunnen de waardes van verschillende hormonen verhoogd zijn.

MRI-scan

Bij kinderen met een ontwikkelingsachterstand zal vaak een MRI-scan van de hersenen gemaakt worden om te kijken of de hersenen anders aangelegd zijn dan gewoonlijk.
Bij kinderen met het Klinefelter syndroom kunnen de hersenen iets kleiner zijn van volume dan gebruikelijk, vaak zijn ook de holtes in de hersenen iets groter dan normaal.

Kindercardioloog

Jongens met het Klinefelter syndroom worden meestal gecontroleerd door een kindercardioloog om te kijken of er sprake is van een hartklepafwijking.

Botdichtheid

Vanaf de pubertijd worden regelmatig botdichtheidmetingen gedaan om te kijken of zich geen botontkalking ontwikkeld.
Ook kan een foto gemaakt worden van de onderarm om te kijken of de twee botten van de onderarm, het spaakbeen en de ellepijp aan elkaar gegroeid zijn. Dit komt vaker voor bij kinderen met meer dan 2 X-chromosomen.

 

 

Hoe wordt het Klinefelter-syndroom behandeld?

Geen genezing

Er bestaan geen behandeling die het Klinefelter syndroom kan genezen. De behandeling is er op gericht om de symptomen die kinderen met het Klinefelter-syndroom kunnen hebben te verminderen.

Testosteron

Jongens met het Klinefelter syndroom maken vaak minder testosteron aan dan jongens zonder dit syndroom. Hierdoor hebben deze jongens minder spiermassa en minder lichaamsbeharing. Ook hebben ze hierdoor een vergrote kans om op volwassen leeftijd botontkalking te krijgen.
Daarom wordt vaak aan jongens met het Klinefelter syndroom testosteron gegeven. Door dit testosteron neemt de spiermassa toe, net als de lichaamsbeharing. Er ontstaat duidelijk minder vaak botontkalking.
Testosteron kan door middel van injectie, door middel van tabletten of capsules of via een gel op de huid worden toegediend. Vaak wordt hier vanaf de puberteitsleeftijd (12 jaar) mee begonnen. Deze behandeling moet gedurende het hele leven worden voortgezet.
De behandeling met testosteron wordt vaak geregeld door de kindendocrinoloog, een kinderarts die zich gespecialiseerd heeft in aandoening waarbij er problemen zijn met de hormonen.

Borstoperatie

Wanneer jongens problemen hebben met de borstontwikkeling, bestaat er een mogelijkheid operatief de borsten kleiner te maken.

Logopedie

Een logopediste kan advies en therapie geven wanneer de taalontwikkeling moeizaam op gang komt.

Fysiotherapie

Een fysiotherapeut kan adviezen geven hoe de ontwikkeling gestimuleerd kan worden.

Contact met andere kinderen en ouders

Veel kinderen en ouders vinden het fijn om in contact te komen met andere kinderen en ouders waarbij een kind ook het Klinefelter syndroom heeft. Via de patiëntenvereniging kunnen ouders en kinderen met elkaar in contact komen. Ook is het mogelijk een oproepje te plaatsen op het forum van deze site om in contact te komen met andere ouders en kinderen.

Begeleiding

Jongeren met het Klinefelter syndroom hebben vaker een lage eigenwaarde, zijn onzeker over hun uiterlijk en een hebben een grotere kans om een depressie of een angststoornis te krijgen. begeleiding door een kinderpscyholoog of een kinder-en jeugdpsychiater kan helpen hoe om te gaan met deze problemen. Ook kan een weerbaarheidstraining of een sociale vaardigheidstrainig jongeren met het Klinefelter syndroom helpen.

 

Wat betekent het hebben van een Klinefelter-syndroom voor de toekomst?

Normaal leven

De meeste kinderen met het Klinefelter-syndroom kunnen een normaal leven lijden en ondervinden in het dagelijks leven geen grote problemen als gevolg van het Klinefelter-syndroom. Ze kunnen meestal normaal onderwijs volgen, soms met ondersteuning gefinancierd door het zogenaamde rugzakje.
Kinderen met meer dan 2 X-chromosomen hebben een grotere ontwikkelingsachterstand en hebben een grotere kans om in hun leven afhankelijk te blijven van de ondersteuning en verzorging van andere mensen.

Levensverwachting

Jongens met het Klinefelter syndroom hebben een normale levensverwachting. De levensverwachting kan wel verkort worden door het ontstaan van bijvoorbeeld borstkanker.

Bijkomende problemen

Op volwassen leeftijd hebben mannen met het Klinefelter syndroom een vergrote kans op het ontstaan van botontkalking, borstkanker, suikerziekte, spataderen en auto-immuunziekten zoals reuma, systemische lupus of het syndroom van Sjogren.

Vruchtbaarheid

Mannen met het Klinefelter-syndroom zijn meestal niet of sterk verminderd vruchtbaar. Mannen met een mocaisisme kunnen wel vruchtbaar zijn. Tegenwoordig kan een deel van de mannen met het Klinefelter syndroom wel kinderen krijgen door middel van een ICSI-behandeling. Tijdens deze behandeling worden zaadcellen uit de zaadballen gehaald en gebruikt voor kunstmatige bevruchting.
Er bestaat een licht verhoogde kans dat mannen die vader worden zelf ook een kind met het Klinefelter syndroom gaan krijgen.

 

Hebben broertjes en zusjes een vergrote kans om ook het Klinefelter-syndroom te krijgen?

Niet erfelijk

Het Klinefelter-syndroom lijkt geen erfelijke aandoening te zijn. Wel speelt de leeftijd van de ouders een rol. Het Klinefelter syndroom komt vaker voor bij ouders die pas op latere leeftijd kinderen krijgen.
Dit betekent dat broertjes een licht vergrote kans hebben om het Klinefelter-syndroom te hebben. Zusjes kunnen geen Klinefelter-syndroom krijgen omdat een kindje met XXY automatisch een jongen is. Een klinisch geneticus kan meer informatie over geven.
Met behulp van vruchtwaterpunctie of een vlokkentest kan tijdens de zwangerschap vastgesteld worden of er sprake is van een XXY-syndroom.

 

Wilt u dit document printen dan kunt u hier een pdf-versie downloaden.

 

Links en verwijzingen
www.klinefelter.nl
(Patientenvereniging voor jongens, mannen met het Klinefelter syndroom)

 

Referenties
1. Giedd JN, Clasen LS, Wallace GL, Lenroot RK, Lerch JP, Wells EM, Blumenthal JD, Nelson JE, Tossell JW, Stayer C, Evans AC, Samango-Sprouse CA. XXY (Klinefelter syndrome): a pediatric quantitative brain magnetic resonance imaging case-control study. Pediatrics. 2007;119:232-40
2. Gooren LJ, de Ronde W. Some new aspects of the Klinefelter syndrome Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2693-6.
3. Visootsak J, Graham JM Jr. Klinefelter syndrome and other sex chromosomal aneuploidies. Orphanet J Rare Dis. 2006;1:42.

 

Laatst bijgewerkt:1 oktober 2008

 

 

Auteur: JH Schieving